Er is een oude profeet zonder waardige opvolger en een grote groep mensen die zich vertwijfeld afvraagt: wie gaat ons straks leiden? Dus ze kijken naar andere volken, zien het verschil en besluiten dat ze hun antwoord hebben gevonden: “Geef ons maar een koning graag. Net als de rest.”

Dan is er pijn. Een gekwetst mensenhart. Een verwond Godshart. “Dit is wat een koning onvermijdelijk zal doen,” waarschuwt God zijn mensen. “Hij zal zijn rechten van je claimen. Hij neemt je zonen en laat ze voor hem werken, hij neemt je dochters en laat ze voor hem werken, hij neemt je beste land, wijngaarden en olijfgaarden, een tiende van je bezittingen, je bedienden en je vee, een tiende van je kudde en o ja, hij neemt ook jouzelf als slaaf voor hem.” Dus zij zeggen: “Ja, dat klinkt wel redelijk, doe maar.”

Vandaag is zo’n dag waarop ik dat precies begrijp. Het begon vanochtend, op Facebook (waar ook anders), bij het lezen van een mooi bericht. Goed nieuws voor haar. En gelijk daarna de knagende gedachte: ‘maar ik niet.’ En het oordeel: ‘want ik ben een mislukkeling.’ Koning Keihard besteeg de troon en gaf het bevel om mij af te nemen wat hem toekwam. Hij nam al mijn aandacht. Hij nam mijn gedachten. Hij nam mijn emoties, mijn tijd en energie. Hij nam mijn goede moed. En mijn vriendelijkheid; uit mijn mond kwam een felle snauw. Hij nam wat hij maar kon krijgen en voor ik het wist stond ik in grote verwarring naar mijn lege handen te staren. Wat is er gebeurd?

Ik keek naar de ander.
Ik zag het verschil.
Ik vroeg om een koning.

Een tijdje geleden las ik de tien geboden. Traditioneel gezien: dat lijstje waaraan wij ons tenminste moeten houden om een goed genoeg christen te zijn. Anders gezegd: dat lijstje met dingen die God ons afneemt als Hij onze koning is. Komt ‘ie: “Verbind je aan Mij en jij zult nooit meer een andere God hoeven dienen. Je hoeft nooit meer je eigen goden te maken of zomaar ergens voor te knielen. Je hoeft nooit meer te werken tot je erbij neervalt. Je hoeft nooit meer in onvrede te leven met je verleden en je afkomst. Je hoeft nooit meer je recht te halen of je te wreken. Je zult nooit meer hoeven wensen dat je had wat een ander heeft. Je hoeft je nooit meer in vreemde bochten te wringen om ervoor te zorgen dat je krijgt wat je nodig hebt. Je hoeft nooit angstig zijn om de waarheid te vertellen. Je kunt altijd eerlijk zijn en tevreden met wat je hebt. Je hoeft nooit meer naar een ander te kijken en te denken: ‘maar ik niet.’”

Vandaag moet ik voor de zoveelste keer toegeven: ik zoek nog steeds met regelmaat een andere koning. Ik vind het gewoon geloofwaardiger: dat er een lijst is van eisen, dat het je dan alles kost en dat je er aan het eind alsnog beschamend slecht vanaf komt. Want diep vanbinnen geloof ik het niet, dat God tegen mij zegt: “Ik wil de enige voor je zijn, Ik wil genoeg voor je zijn, Ik wil dat je me daarin vertrouwt.” Maar ik realiseer me wel dat de mens die leeft vanuit dat vertrouwen ‘geheel anders’ zal zijn.

God is de traditionele echtgenoot die in alles voorziet. En zijn bruid is de vrouw die alles wat in haar portemonnee zit gewoon uitgeeft, omdat ze weet dat die de volgende dag weer gevuld zal zijn. Ze is de vrouw die enthousiast haar dromen volgt, omdat ze weet dat hij haar enthousiasme deelt en voedt en koestert. Zij is de vrouw die nooit haast heeft, omdat ze niets hoeft te bewijzen. Ze deelt zonder schroom alles uit, omdat er altijd genoeg zal zijn. Zij viert feest. Zij rust. Ze straalt. Zij kent geen zorgen, want er wordt voor haar gezorgd. En als ze kijkt naar een ander dan glimlacht ze en denkt: ‘jij ook’.

Geïnspireerd door 1 Samuel 8; Exodus 20:1-17