Dr. Greathouse, een theoloog van onze kerk, heeft de Heilige Geest als volgt beschreven: “De inwonende actieve God.” Dus God als aanwezig en werkzaam in en door de mens.

In ons handboek wordt de Heilige Geest als volgt omschreven: “Wij geloven in de Heilige Geest, de Derde Persoon van de Drie-enige Godheid; dat Hij voortdurend aanwezig en doeltreffend werkzaam is in en met de Kerk van Christus, die de wereld van zonde overtuigt, die mensen zich doet bekeren en geloven, doet wedergeboren worden, en de gelovigen heiligt en leidt in alle waarheid, zoals die in Jezus is.”

Om verder te bestuderen: Johannes 7:39; 14:15-18, 26; 16:7-15; Handelingen 2:33; 15:8-9; Romeinen 8:1-27; Galaten 3:1-14; 4:6; Efeziërs 3:14-21; 1 Tessalonicenzen 4:7-8; 2 Tessalonicenzen 2:13; 1 Petrus 1:2; 1 Johannes 3:24; 4:13.

 Op een rijtje gezet gaan de verschillende aspecten van dit artikel er zo uitzien:

*   De Heilige Geest als een Persoon; die met Zijn liefde mensen zoekt en verandert. 

            Johannes 14:16,17

*   De Heilige Geest als God; “God is liefde; God is licht” zegt 1 Johannes 1:5 en 4:8.

            Matth. 28:19; 1 Corinthe 12:4-6

*   De plaats die de Geest heeft in de kerk; Hij bouwt de kerk met Gods kinderen op.

            Handelingen 9:31

*   Het werk van de Geest in de wereld; overtuigt mensen van zonden; wil hen thuis brengen.

            Handelingen 17: 26, 27

*   De Heilige Geest en heiliging; wil mensen meer en meer op Jezus laten lijken.

            Handelingen 15:8 en 9; Efeze 4:30-032

*   De Heilige Geest als Leraar; onderwijst en herinnert aan alles wat Jezus heeft gezegd.

            Lucas 12:12; Johannes 16:13

Het werk van de Geest in de wereld

Dit noemde John Wesley de voorafgaande genade. Het is dus letterlijk de genade die vooraf gaat aan de uiteindelijke bekering van een mens tot de levende God. Het is de periode vóór de bekering. Wesley noemde het onder andere: “een eerste lichtstraal”, of een “innerlijke schok” en een “zich ongemakkelijk voelen” door het werk van de Geest. Deze genade is universeel: vrij voor alle mensen en in alle mensen. Deze genade is niet te weerstaan en werkzaam in alle mensen van alle rassen en culturen. Deze genade stelt alle mensen verantwoordelijk voor God. Zoals Wesley dat uitdrukte.

“Niemand zondigt omdat hij geen genade heeft, maar omdat hij de genade die hij heeft niet benut.” 

Het doel van deze genade (die vooral in Handelingen 17: 26,27 tot uitdrukking komt is om mensen op de weg van hun heil te plaatsen zodat ze, wanneer ze deze weg blijven vervolgen, hun verlossing in Jezus Christus zullen vinden. Het grote theologische belang van deze genade is dat het een brug slaat tussen de totaal verdorven en lam geslagen mens (Calvijn) en de mens die uit eigen vrije beweging en inspanning God zou kunnen vinden (Pelagius, Erasmus). Deze genade maakt de mens door de voorafgaande genade capabel om God te vinden en de verlossing in Jezus Christus te ontvangen in geloof. Hij kan Gods hand vinden en vastgrijpen (Arminius)!

De heilige Geest als leraar

Het is vaak subjectief wat we vertellen over het onderwijs dat we ontvangen door de werking van de Heilige Geest. Soms gebeurt dit door middel van mensen in onze omgeving, soms ook direct bij het bestuderen van Gods Woord. John Wesley heeft hier een vrij omvattend woord over geschreven.

“Soms handelt de Geest heel specifiek in het verstand. Hij opent en verlicht het en openbaart, ontsluiert en verheldert de “diepe dingen van God.” Soms ook is Hij werkzaam in de wil en de gevoelens van mensen; hen wegtrekkende van het kwade en hen bewegende tot het goede, hen inspirerende tot goede gedachten ten opzichte van God …. Maar hoe het uitgedrukt wordt, het gebeurt allemaal door geloof. En het totale werk van het heil van de mens, elke goede gedachte, elk goed woord en werk is uiteindelijk tot stand gebracht door het werk van de Heilige Geest, de Geest van God.”

De innerlijke zekerheid die de Geest geeft

John Wesley had een lange worsteling te doorstaan voordat hij de innerlijke zekerheid vond, dat hij een aanvaard kind van God was. Menigmaal heeft hij in zijn werken het verlangen naar deze geloofszekerheid genoemd. Hier is een voorbeeld: “Het geloof dat ik wil is een zeker vertrouwen en een rusten in God, dat door het werk van Christus mijn zonden zijn vergeven en verzoening met God bewerkstelligd is. Ik wil dat soort geloof dat niemand kan hebben zonder dat hij weet dat hij het heeft. Hij is bevrijd van twijfel, terwijl de liefde van God in zijn hart is uitgestort, door de Heilige Geest die hem gegeven is, en deze Geest getuigt met zijn geest dat hij een kind van God is.”

Hierbij doelde Wesley op Romeinen 8:16.

De vrucht en de gaven van de Heilige Geest

Dit onderwerp is me uit het hart gegrepen. Waarom? Ik ben christelijk gereformeerd opgevoed. Daar ben ik tot geloof gekomen en heb ik belijdenis gedaan. Daar het ik geleerd om respect te hebben voor de Heilige Israëls. Daar ben ik onder de indruk gekomen van de liefde van God voor mij persoonlijk in het verzoenen sterven van Jezus Christus, de Messias. Maar…

Daar liep ik ook voortdurend op tegen de onmacht in mezelf om in navolging van Christus te leven overeenkomstig de wet der liefde die God voor me stelde: “Zijt niemand iets schuldig dan elkander lief te hebben; want wie de ander liefheeft, heeft de wet vervuld.”,schrijft Paulus in Romeinen 13.

“Gij zult de Here uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote gebod. Het tweede daaraan gelijk is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.” Zo haalt Jezus zelf dit gebod aan uit het oude testament.

Ik probeerde en probeerde om deze liefde in praktijk te brengen maar steeds stuitte ik weer op weerstanden in mezelf en een tekort aan liefde. Ik kwam in de vicieuze cirkel terecht van liefdeloosheid (zonde voor mij), berouw, vergeving, opnieuw beginnen, liefdeloosheid, berouw enz. Dit maakte me depressief en soms wanhopig. En ik ging op zoek. Naar hulp, naar kracht, naar de Heilige Geest waarover ik zoveel gehoord had maar meer dan ook niet. Daarom is dit onderwerp mij uit het hart gegrepen.

Maar o, wat is het een moeilijk onderwerp. Want wàt is er veel verwarring over dit onderwerp: Het werk van de Heilige Geest. Ik kwam op oasedagen, conferenties, in Pinkstergemeenten, Baptistenkerken, Vergadering der gelovigen, probeerde het weer in een Christelijk gereformeerde kerk. Wat was het verwarrend voor me. Ik hoorde termen als: De doop met de Heilige Geest; de vervulling met de Heilige Geest; de gaven van de Heilige Geest; de vrucht van de Geest.; de kracht van de Geest; de volheid van de Geest; het leven met de Geest; volkomen heiligmaking; de volle zegen van Christus, enz.  En ik begon te worstelen met vragen als: werkt de Heilige Geest ook in mij? Ben ik met Hem vervuld? Heb ik de gaven van de Geest ontvangen?

Omdat heel veel verwarring over het werk van de Heilige Geest ontstaat door een interpretatie van de 1e brief van Paulus aan de Corintiërs, wil ik wat achtergrondinformatie geven bij deze brief en speciaal bij hoofdstuk 12 ervan. Daarna ga ik proberen om één en ander actueel te maken voor het christelijke leven hier en nu. Ik begin dus met de theorie en zal eindigen in de praktijk. 

 

Een decor achter de brieven van Paulus aan de Corintiërs

Algemene informatie

Geografisch gezien was Corinthe een stad die voor commerciële doeleinden gunstig gelegen was. Het was een voor de hand liggende stopplaats voor handelsreizigers op de route van Rome naar het Midden-Oosten. 146 jaar voor Christus werd de stad totaal vernietigd. Daarna kwamen er veel Romeinse inwoners en later ook Grieken, Joden (zelfs voldoende voor een synagoge, Hand. 18:4). 

De Griekse cultuur prevaleerde. In de jaren dat Paulus leefde bestond de bevolking van Corinthe uit Grieken, Romeinen, Syriërs, Joden, Egyptenaren en Aziaten. Het was dus een zeer gemengde bevolking; zoals je nergens anders in Griekenland zag!

Moreel gezien (dus in termen van goed en kwaad) was Corinthe een vervallen stad, ook al was het een stad die intellectueel en materieel zeer belangrijk was. De slechtheid van de mensen in Corinthe was zelfs spreekwoordelijk. En niet in de laatste plaats vanwege de perversiteit op seksueel gebied. Seksualiteit was volledig geïntegreerd in de Griekse religies. Men sprak in die tijd over “corinthianiseren” of van “zo pervers als een Corintiër!” Men associeerde moreel verval met Corinthe! Dit zal van groot belang blijken te zijn voor het bestaan van Paulus brief. Iemand beschreef de Corintiërs als volgt: Het ideaal van de Corintiër was de onbeteugelde verwerkelijking van het individu. De handelsreiziger die ten koste van alles winst moest maken, de rentenier die zichzelf ongeremd overgaf aan elk pleziertje, de atleet die alles gaf om uit te blinken en trots was op zijn lichamelijke kracht, zijn echte types van mensen uit Corinthe. Kortom, er woonden mensen die geen gezag erkenden dan alleen hun eigen verlangens. (Tyndale, 17).

Waarom schreef hij deze brief en wat wilde hij ermee bereiken? Naast verschillende andere redenen, waren belangrijke aanleidingen: geruchten over morele problemen die hem ter ore waren gekomen; vragen over de publieke eredienst en de manifestatie van de gaven van de Geest, zoals profetie en tongentaal; seksuele perversiteiten; de voortvloeiden uit de Griekse religie en cultuur. Ook een geval van incest; partijschap (ik hoor bij Paulus en ik hoor bij Silas, bijvoorbeeld) en een ruzieachtige sfeer in de gemeenten (men sleepte elkaar voor de rechtbank!).

U ziet, de brief van Paulus was meer dan nodig! Het is duidelijk wat Paulus. met zijn brief wilde bereiken. Hij wilde de verschillende handelswijzen in de kerk corrigeren, zonden aan de kaak stellen, en vragen beantwoorden. Voor ons onderwerp zullen we ons nu bepalen bij het twaalfde en dertiende hoofdstuk van deze brief.

 

De inhoud van hoofdstuk twaalf en dertien

Algemene informatie over goddelijke gaven

In de tijd van Paulus was het algemeen aanvaard dat sommige mensen, die dicht bij God leefden, speciale gaven hadden. We moeten dan denken aan: in trance verkeren, extatische toespraken e.d. die werden gezien als goddelijke impulsen. Ook in de christelijke kerk vindt men vanaf Pinksteren het fenomeen van de gaven van God. De Heilige Geest was voor allen (Rom. 8:9,14), toch kwam Hij tot sommigen op een speciale wijze. Zij deden ongewone dingen zoals het spreken in tongen. En, nu komt het: geheel passend in de wijze van denken over God en religieus beleven waren voor velen deze bovennatuurlijke uitingen het bewijs van de waarlijk “geestelijke” mens. Maar, en dat brengt ons bij de kern van ons onderwerp: Deze houding ten opzichte van de gaven van de Geest staken scherp af bij de ethische kant van het christelijke geloof: de vrucht van de Geest (Liefde!) Paulus probeert in deze hoofdstukken de wijze waarop men aankeek en omging met de gaven van de Geest te corrigeren met een centraal stellen van de liefde in het dertiende hoofdstuk. Voordat we P. op dit punt aan het woord laten, staan we eerst stil bij het Griekse woord voor gave van God d.i. Charisma.

De betekenis van charisma

Naast andere toepassingen wordt dit woord vooral gebruikt voor de gaven van de Geest, die we in twee lijsten terug vinden in het N.T. [In Rom. 12:6-8 staan: profeteren, dienen, onderwijzen, vermanen, de gaven van geven, leiding geven, bewijzen van barmhartigheid. In 1 Cor. 12:8-10 is een langere lijst van gaven te vinden. Hierin vinden we gaven als: wijsheid in spreken, onderwijs, geloof, gave om te genezen, het werken van krachten, profetie, onderscheiden van geesten, spreken in tongen en vertolking van tongentaal].

Charisma is een typisch woord voor de apostel Paulus. De beste betekenis van dit woord vinden we in Romeinen t:23: “Want het loon, (gave) dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade, die God schenkt, (gave) is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here.” In essentie betekent charisma: “Een vrijwillige en onverdiende gave van God; nooit te bewerken door een mens maar zuiver een genadewerk van God.”. In genoemde tekst zien we twee toepassingen van dit woord. “Het loon, dat de zonde geeft, is de dood.” Dat betekent: als we zouden krijgen wat we verdienen dan is dat de dood. Hier wordt het woord “opsonia” gebruikt. Een woord dat vaak gebruikt werd voor het soldij van de soldaat. Charisma is ook een woord uit de militaire wereld. Maar let u eens op hoe mooi de oorspronkelijke betekenis past bij het hedendaagse gebruik van dit woord. Als een keizer de troon besteeg, of als hij zijn verjaardag wilde vieren, dan gaf hij zijn soldaten een charisma. Dit was een vrije gift, zomaar een extra som geld! Ze hadden er geen recht op het was zuiver uit goedheid van de keizer voortgekomen.

Hieruit spreekt een ernstige boodschap tot allen die binnen het Koninkrijk van God leven en werken. Alles wat we meer hebben dan de dood is gave van God. Elke gave die u in kunt zetten in de aanbidding van onze God is onverdiend ontvangen; behoort Hem toe! Het zijn “genadegaven”. Welke positie u ook in de kerk hebt; het is genade. Charisma is: God gaf het, God doet het, het is alles van God.

De christenen in Corinthe waren er altijd op uit zichzelf te bevoordelen. Deze houding had men ook ten opzichte van de gaven van de Geest. “Dat wil ik ook hebben”, was het parool. Het ging hen vaak meer om de gaven dan om de Gever! De betekenis van het woord charisma maakt een christen echter op een gezonde manier bescheiden en ootmoedig. Het kan hem vrijwaren voor een hoogmoedige houding omdat hij ten volle beseft dat alles genade van God is. Hiervan vinden we sporen terug in de gedachten die Paulus in hoofdstuk 12 heeft geformuleerd.

Kerngedachten in hoofdstuk twaalf

Heel kort wil ik weergeven wat P’s veronderstellingen zijn in de bespreking van zijn onderwerp: de juiste omgang met de gaven van de Heilige Geest.

1. Jezus is Heer. Alle geestelijke gaven en het gebruik ervan zijn ondergeschikt aan zijn Jezus autoriteit. Dat wil zeggen: dat als een gave van God niet met de gezindheid van Christus wordt gehanteerd dit niet van God is maar van de mens; vleselijk.

2. De gaven van de Geest zijn voor de opbouw van de gemeente. Hij somt ze op en wijst dan op een “weg, die nog veel verder omhoog voert”: de weg van de liefde. De ethische kwaliteit van het gebruik van gaven van de Geest staat voor Paulus voorop.

3. Tenslotte geeft hij richtlijnen voor het gebruik van de gaven. Hierbij valt op dat hij benadrukt dat het in goede orde zal geschieden, begrijpelijk moet zijn en de gemeente op moet bouwen.

Leven uit de geest is Liefde in werking

Laat ik deze stelling verduidelijken. Om dat te bereiken stel ik een vraag waar nogal wat mensen mee rondlopen: “Waaruit blijkt dat Gods Geest in mij werkt?” U merkt wellicht op dat ik met deze vraag een stap overslag. Ik heb het namelijk niet over de vraag hoe iemand vervuld wordt met de Heilige Geest. Daar is de bijbel immers duidelijk over. Onze Here Jezus Christus zegt in Lucas 11:13: “Indien dan gij, hoewel gij slecht zijt, goede gaven weet te geven aan uw kinderen, hoeveel te meer zal uw Vader uit de hemel de Heilige Geest geven aan hen, die Hem daarom bidden?” (…) “Bekeert u en een ieder van u late zich dopen in de naam van Jezus Christus, tot vergeving van zonden, en ……. gij zult de gave des Heilige Geestes ontvangen.”(Hand. 2:38).

Kortom, de bekeerde mens die gerechtvaardigd is door het verzoenend sterven van Jezus de Messias; voor zo iemand hoeft het geen vraag te zijn of de Heilige Geest voor hem bestemd is. Maar de vraag die ik zojuist formuleerde wordt hier vaak direct aan vastgekoppeld. “Waaruit blijkt dat Gods Geest in mij is?” Het antwoord komt op ons toe vanuit Galaten 5. “Waaruit blijkt dat Gods Geest in mij is?”

Als de schoonheid van Christus in mijn leven zichtbaar wordt!

En de schoonheid van Christus vinden we terug in de vrucht van de Geest. De vrucht van de Geest is liefde. De vrucht van de Geest zegt iets over de kwaliteit van het christelijke leven en niet over de kwantiteit. De vrucht van de Geest zegt immers veel over hoe iemand is en hoe iemand doet en niet over wat iemand heeft of wat iemand kan. Of de Geest van God in mij woont, blijkt dus allereerst uit de ethische kant van mijn leven.

Ik zal een illustratie geven uit het dagelijks elven om dit te verduidelijken. Mijn zoon van 13 weet dat ik hem heel veel zou kunnen geven. Dat blijkt uit de lange verlanglijst die hij voor zijn verjaardag maakt. Ik kan hem een nieuwe fiets geven of veel zakgeld. Ik kan hem veel kennis bijbrengen over allerlei onderwerpen. Ik kan hem inwijden in het leven. Maar ……. wat mij blijk maakt is niet alleen dat ik hem veel kan geven, maar als ik merk dat hij met alles wat hem geschonken is goed omgaat in liefde voor God en mens. Het maakt mij blijk als alles wat ik hem beef, ontvangen wordt in de schoot van de liefde. Als hij bijvoorbeeld uit liefde voor zijn moeder lang spaart van zijn zakgeld om haar blij te maken met een geschenk. Als hij zomaar, zonder vragen en mopperen, de theedoek pakt en gaat afdrogen. Kortom, als hij vanuit het motief van de liefde leeft en handelt, maakt mij dat echt blij.

Hierop doelt Paulus in Galaten 5, dezelfde Paulus die ook 1 Cor. 13 schreef, waarin liefde het alles overtreffende principe is! God kan veel geven en onze verlanglijsten zijn lang genoeg, maar belangrijker is de vraag hoe wij omgaan met wat we ontvangen hebben. En is er iets in ons leven dat niet ontvangen is? Het gaat in het christelijke leven meer om overgave dan om gave. Omdat de mate van overgave aan God zal bepalen hoe wij met onze gaven om zullen gaan.

Waaruit blijkt dan dat Gods Geest in mij is? Uit wat er uit uw en mijn leven ontspruit. En wat komt eruit? De vrucht van de Geest. De liefde! En hoe ziet dat eruit? Dat ik leer om onmogelijke mensen lief te hebben en dat ik merk dat God mij minder onmogelijk voor andere maakt.

U hebt gemerkt dat ik steeds, in navolging van Paulus, enkelvoudig over de vrucht van de Geest sprak. Dit is natuurlijk bewust zo geformuleerd. Het gaat hier immers over 

één gezindheid, één houding, één allesomvattende uiting van de Geest van God. Hoe moet u zich dat voorstellen? Ik denk dan aan een druiventros. De tros is de liefde ende afzonderlijke druiven zijn onderdeel van de liefde. Zo vormt zich, eerbiedig gezegd, de “liefdetros” die bestaat uit: “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”

Zo is ons antwoord op de vraag hoe u weet of de Geest van God in u is: Als de schoonheid van Christus in uw leven zichtbaar wordt. Want, leven uit de Geest is liefde in werking!

Uit het voorgaande komt iets heel belangrijks naar voren en dat is: de vrucht van de Geest kun je zelf niet maken! Immers, misschien zegt u: Ik zie bij mezelf alles behalve die zelfbeheersing waarover gesproken wordt. De vrucht van de Geest is namelijk niet het gevolg van een goed karakter of humane inspanningen. Nee, zoals u weet is het kenmerk van een vrucht dat hij “vanzelf” groeit en rijpt, als aan de noodzakelijke voorwaarden voldaan is. Dit betekent dat we niet voornamelijk bezig moeten zijn met krampachtig te proberen om de ander lief te hebben in de voetsporen van Jezus. Nee, erkent u maar met mij dat niemand van ons de toets van de volmaakte wet der liefde kan doorstaan. En ontspan u in de wetenschap dat de vrucht van de Geest voortkomt, niet uit streven of ijzeren zelfbeheersing, maar uit de aanhoudende nabijheid van Jezus Christus; de wijnstok! De vrucht van de Geest groeit als u geïnfecteerd bent door Jezus Christus.

Hieruit volgt dat de kernvraag die wij onszelf als christenen voor moeten houden niet moet zijn van “waar blijft de vrucht” (?), maar: hoe nabij ben ik Jezus? hoe close ben ik met Hem? hoe één ben ik met Hem? het hoeft dus niet zorgelijk te zijn als u als christen nog niet dat geduld en die vriendelijkheid of die zelfbeheersing bij uzelf vindt. Mits u in overgave verbonden bent met Christus de wijnstok. De vrucht van de Geest zal dan rijpen als u zich maar openhoudt voor de levenssappen van de Geest. Dit leidt mij naar een ernstige vraag, die ik mezelf (ook) regelmatig voor moet houden:

In welk spoor loop ik? In het spoor van de Geest of in het spoor van het vlees (de zelfgerichtheid)? Of loop ik in twee sporen; als dat zou kunnen?! Met andere woorden hink ik op twee gedachten, dien ik twee heren, of ben ik Jezus volkomen toegewijd? Ten diepste heb je namelijk twee sporen in het leven lopen: 1) Het spoor van overgave aan Jezus, en 2) het spoor van overgave aan het “ik” of de grote Tegenstander.

En dat brengt mij bij het laatste aspect van ons onderwerp wat ik zou willen benadrukken: Een goede enting in de Wijnstok is de blijvende voorwaarde voor het ontstaan, de groei en de rijping van de vrucht van de Geest! Kiezen voor het spoor van de Geest is kiezen voor Christus. Dit houdt een dagelijkse keuze in maar ook een eenmalig wilsbesluit. Zo ongeveer zoals bij een huwelijksbevestiging. Men zegt 1x ja, voor elkaar en daarna mag dit waargemaakt gaan worden; vaak met vallen en opstaan. Hoe kan ik dit duidelijker maken?

Neem een kompas (elke illustratie schiet te kort). Er is een voortdurende aantrekkingskracht die de wijzer naar het noorden doet wijzen. Zo is er de zogenaamde voorafgaande genade van God, die de mens trekt tot het Vaderhart. Als ik mijn hart zet op de dingen van de Vader; oftewel, als ik op God gericht wil leven dan geef ik toe aan de Vader die mij tot zich trekt. Als ik voornamelijk op de dingen buiten god gericht ben, dan geef ik toe aan de zelfgerichte krachten in mijzelf. Dan zoek ik mijzelf.

Zo zijn er christenen die voortdurend heen en weer geslingerd worden tussen noord en zuid tussen God en zichzelf. De naald is bestemd voor het noorden, zo is de mens bestemd voor God. God trekt de mens aan, maar zal hem nooit dwingen om zich op Hem te richten. Hij trekt en Hij wacht. Zal de wijzer, na een tijdlang rondgedraaid te hebben stil staan en naar God wijzen? God wacht en trekt met Zijn liefde de mens aan totdat deze thuis zal komen om de vrucht te dragen die voortkomt uit de intieme omgang tussen God en mens, tussen Vader en Kind.

Ja, een goede enting in de Wijnstok is de blijvende voorwaarde voor het dragen van vrucht. “Blijft in Mij (een keuze!) en gij zult veel vrucht dragen”, zegt onze heiland. Dit was noodzaak voor de christenen in Corinthe. Dit is noodzaak voor alle christenen, die ernaar verlangen om God met hun leven te dienen door de vrucht van de liefde en de gaven van de Geest. Verlangt u hiernaar?

Het is God die u roept om dichter bij Hem te komen en uzelf los e laten in Zijn armen; want het gaat niet allereerst om de gaven maar om de overgave! Wanneer u zo uzelf op het altaar aan God aanbiedt zult u zich gaan verwonderen. U zult dan de vrucht van de Geest geboren zien worden uit de pijn van het afsterven aan uw eigen ik.

*  U gaat leren de liefdelozen lief te hebben.

*  U verheugt u in de liefde van God voor u.

*  U houdt vrede met God door Christus.

*  U krijgt een lange adem en veel geduld.

*  U wordt vriendelijker en spontaan goed.

*  U blijft trouw aan uw beloften.

*  U wordt zachtmoediger en

*  U leert uzelf te beheersen in alles.

Kortom: de schoonheid van Christus wordt op alle fronten zichtbaar in het leven van een ieder die leeft in volkomen en ootmoedige overgave aan de Here Jezus Christus.

Conclusie

* De gaven van de Geest kunnen alleen ontstaan en ontwikkelen op een heilzame wijze in een voortdurende houding van overgave aan de Here Jezus Christus.

*De gaven van de Geest kunnen alleen goed functioneren als er voortdurend beseft wordt dat het genadegaven zijn.

*De gaven van de Geest kunnen alleen goed functioneren in een gemeente als de stuwende kracht erachter de liefde is.

 

De reikwijdte van het werk van de Heilige Geest

Het werk van de Geest gaat zover als het potentieel van Christus’ verzoenend sterven en opstaan gaan kan. En dit is: “dat wij tenslotte volledig één zullen zijn, door ons gemeenschappelijk geloof en doordat wij de Zoon van God allemaal even goed kennen. Dan zullen wij volledig mens zijn, volwassen geworden door alles wat Christus in ons heeft gedaan” Efeze 4:13 “Het boek”.

Dit hoofdstuk besluiten we met een citaat van Wesley waaruit blijkt dat wij verlost worden door een voortdurende verbintenis met God in de Heilige Geest. “God laat als het ware voortdurend zijn adem over ons gaan. Hij raakt onze ziel daarmee aan en onze ziel gaat weer uit naar God. Genade daalt neer in ons hart en prijs en aanbidding stijgen op naar de hemel. En door deze wederkerigheid tussen God en mens, deze gemeenschap met de Vader en de Zoon, als een soort geestelijke ademhaling, wordt het leven van God in de ziel ondersteund en bevorderd. En het kind van God groeit op, totdat het de “maat” van de wasdom der volheid van Jezus Christus bereikt heeft.”

Dit alles vindt plaats in een gebroken wereld. Hoe komt een gelovige af van zijn zonden en hoe kan hij groeien om werkelijk mens te zijn zoals Jezus dat op aarde is geweest?  In het volgende hoofdstuk zullen we de geschreven bron daarvoor onder de loep nemen (de bijbel) en daarna zoeken naar die levensverandering die ons in de bijbel beloofd wordt.  Dat is dan in het hoofdstuk over “zonde, verzoening en heiliging.”

Bron: Oriëntatiecursusmateriaal, Ds. Maarten van Immerzeel