De Kerk van de Nazarener deelt de visie van John Wesley op christelijke volmaaktheid, ja, het is juist deze boodschap die de kerk in het leven heeft geroepen. De heiligingsboodschap vormt het hart van onze kerk; de kern van onze bediening en roeping in deze wereld. Het is de optimistische boodschap dat God in Jezus Christus zich met de wereld verzoend heeft en dat Hij genade in overvloed schenkt om te groeien in Christus gelijkvormigheid. Welnu, de volgende bladzijden laten een poging zien om deze geloofservaring in woorden om te zetten met als bron het woord van God en als ondersteuning het getuigenis van de beleving van de volkomen heiligmaking.

Volkomen heiligmaking: De ervaring

Omschrijving van de ervaring.

In de preek van John Wesley “De bekering van gelovigen” vinden we een goede omschrijving van de ervaring van volkomen heiligmaking. Wesley geeft aan wat er in een christen om kan gaan in de periode voorafgaande aan het moment van volkomen heiligmaking. Hier volgen enkele citaten uit deze preek: “Er groeit een diepe overtuiging dat we nog niet volledig geheeld zijn; dat onze harten niet volledig gereinigd zijn; dat er een negatieve geest (carnal mind) heerst die vijandschap naar God uitstraalt; dat een scala aan zonden in ons hart blijft heersen, afgezwakt, dat wel, maar niet vernietigd. Dit alles zegt ons zonder twijfel dat een verdere verlossing beslist nodig is.”

Deze onvrede wordt door de gelovige als negatief ervaren, een onvrede die niet uit opzettelijke zonden voort is gekomen maar veeleer uit allerlei negatieve gevoelens en verlangens die niet overeenstemmen met de gezindheid van Christus. Wesley noemt enkele oorzaken bij de naam, wat verduidelijkt waar de oprechte gelovige mee worstelt: “Jaloersheid, plaagzucht, haat, bitterheid, wrok of wrevel, vergeldingsdrang, hebzucht, liefde voor geld en meer, een hart dat van de Heer weg wil glijden, liefdeloze reacties, verkeerde intenties en zonden van nalatigheid.”

Let wel, hier heeft Wesley het over een gelovige, een kind van God, die dit in zichzelf ontdekt ondanks het feit dat hij gerechtvaardigd is door het verzoenend sterven van Jezus Christus. Hij ontdekt die zondige drang en die verkeerde verlangens en reakties in een met Christus verbonden leven, en wat het meeste voor hem pleit: hij is er bezorgd over, ja, hij lijdt eronder! Hierover merkt Wesley terecht op: “Die gelovigen die zich niet bewust worden van de negatieve beroerselen van hun hart, of alleen maar heel flauwtjes, hebben geen verlangen naar de volkomen heiligmaking.”

Hoe is het te verklaren dat een bekeerd en wedergeboren mens deze pijnlijke ontdekking bij zichzelf kan doen? Let in dit verband eens op Wesleys vergelijking met de natuurlijke geboorte van een mens. “We geven toe dat op het moment van rechtvaardiging we opnieuw geboren worden. Op dat moment ervaren we de innerlijke ommekeer van de duisternis tot het geweldige licht;van het beeld van de bruut, de duivel,naar het beeld van God; van het aardse denken naar het denken van Jezus Christus. Maar zijn we op dat moment volkomen veranderd? Zijn we dan volledig getransformeerd in het beeld van Hem, die ons schiep? Verre van dat! We houden de hang naar zonde en er is de groeiende bewustwording daarvan die ons vanuit het diepst van onze ziel doet verlangen naar de volkomen verlossing door Hem, die bij machte is dat te bewerken.”

Zo ervaart de christen de groeipijn, een pijn in de ziel, een pijnlijk verlangen naar een meer volkomen dienen van God. Charles Wesley (1707-1788) de jongere broer van John Wesley heeft uit eigen ervaring deze staat in een lied uitgedrukt. Hier is de vrije vertaling ervan: “Breek af het juk van aangeboren zonden, en maak mijn geest volledig vrij! Ik rust niet totdat ik innerlijk zuiver ben; totdat ik mij aan U verlies.”

Zo beweegt deze gelovige toe naar een staat van “schuld” en “opperste hulpeloosheid”. Uiteindelijk zal het zover kunnen komen dat hij in een toestand van berouw terecht komt. Dit is niet het berouw dat de tot-zichzelf-komende onbekeerde mens ervaart, want deze mens is niet afgesneden van de Vader; hij is reeds thuisgekomen bij God door het geloof in Jezus Christus. Hij is niet de thuisloze, de ontheemde, maar veeleer de thuisgekomen mens die moet leren thuis-zijn bij God in een sfeer van liefde, aanvaarding en vergeving. Heel sterk voelt deze mens het contrast van de liefde die van de Vader uit gaat met zijn eigen tekort aan Iiefde; zijn eigen tekortkomingen en weerstanden om die liefde te beantwoorden. Hij voelt hoe ver hij nog verwijderd is van de beantwoording aan de wet der liefde en keert zich in berouw en afhankelijkheid tot God. Is dit de toestand die de psalmist aangeeft in Psalm 51:19?

“De offeranden Gods zijn een verbroken geest; een verbroken en verbrijzeld hart.”

Heeft ook Paulus het over deze gesteldheid van het hart in 2 Corinthe 7:10? ..de droefheid naar Gods wil brengt berouwelijke inkeer tot heil,..

Alle eigendunk en zelfgenoegzaamheid is in deze toestand verdwenen en alleen hoop op God blijft over. Dit is het ‘arm zijn van geest’ waar Jezus in de bergrede over spreekt. De gelovige heeft op dit punt geen enkele pretentie dat hij uit eigen kracht de wet der liefde zou kunnen volbrengen. Op dit punt gekomen, stort de gelovige zich in geloof in de armen van God. Helemaal leeg van zichzelf en dus toegankelijk voor de volledige inwoning van de Heilige Geest. De liefde van God vult zijn hart en hij weet één ding zeker: alleen door Gods genade kan ik bestaan en ten volle worden wie ik kan zijn (bijvoorbeeld te illustreren met een glas water met vuil erin en lied 433 uit de Nazarener liedbundel). Dit is de volkomen heiligmaking die in geloof door God geschonken wordt in respons op de gelovige overgave van de naar heiliging verlangende gelovige. Deze ervaring komt tot uitdrukking in liefde voor God en mens.

“Volkomen heiligmaking is pure zuivere liefde, nier meer en niet minder. Het is liefde die zonde uitsluit. Liefde die het hart vult, het totale potentieel van de ziel is uitgerust met liefde. Hoe duidelijk is het dat dit elke zonde onmogelijk maakt! Want zolang als liefde het hele hart vult is er geen plaats voor zonde.” 

Tot hiertoe de beschrijving van deze ervaring, die hopelijk vragen beantwoord heeft, en ongetwijfeld allerlei vragen opgeroepen zal hebben. Toch kunnen vele christenen van deze heiligingservaring getuigen, al is het natuurlijk niet zo dat altijd exact dezelfde volgorde en beleving bij deze mensen gevonden wordt. De volgende paragraaf is bedoeld als een theologische benadering van de ervaring van volkomen heiligmaking en wel speciaal de situering of plaatsbepaling ervan in de Ordo Salutis (volgorde van verlossing).

Situering van de ervaring.

Als eerste stellen we vast dat deze ervaring plaats vindt na het bekeringsmoment. In het verlossingsproces onderscheiden we daarom ook rechtvaardiging (de ommekeer van zelf- naar Godgerichtheid en de rechtvaardiging door het geloof in Jezus Christus) en heiliging(apart gezet voor zuivering en groei in liefde en geloof). Dit zijn dus duidelijk twee verschillende gebeurtenissen die in elkaar over lopen en toch gescheiden genoemd moeten worden. Wesley noemt enkele kenmerken van beide elementen, die dit onderscheid onweerlegbaar aantonen. “Rechtvaardiging is christen worden; heiliging is christen blijven. Rechtvaardiging is wat God vóór ons doet; heiliging is wat God in ons doet. Rechtvaardiging is het geadopteerd worden tot kind van God; heiliging is het hersteld worden naar het beeld van God. Rechtvaardiging is de poort tot heiliging.”

Ten tweede is het duidelijk geworden door de getuigenissen van mensen en bevestigd door de Bijbel en vice versa, dat de volkomen heiligmaking plaats heeft in de loop van een ontwikkeling: het heiligingsproces. Dit proces kenmerkt zich als een “crisis-ontwikkeling”. Wesley vergelijkt dit heel mooi met de geboorte van een kind.

“Een kind wordt in een moment geboren of op zijn minst in een betrekkelijk korte tijd. Na de geboorte gaat het kind langzaam groeien, totdat het volwassen geworden is. Op dezelfde manier wordt iemand ‘uit God geboren’ in een betrekkelijk korte periode, zo niet in een moment. Maar na de geboorte ontwikkelt de baby zich langzaam en volgens een bepaald patroon tot een uniek volwassen mens: ‘de maat van de wasdom der volheid van Christus’.(Efeze 4:13). Daarom kunnen we vaststellen dat er overeenkomst bestaat tussen de geboorte van een mensenkind, zijn groei daarna, en de wedergeboorte en groei op het geestelijke vlak.”

Het totale christelijke leven laat dus een crisisproces zien: er wordt geboren en gegroeid als er aan de (op)voedingsvoorwaarden wordt voldaan. Hierin heeft de volkomen heiligmaking ook zijn plaats. Het gebeurt in een ogenblik hoewel er een geleidelijk naderen tot deze crisis aan vooraf gaat en er daarna een geleidelijk groeien op volgt. Hieruit concluderen we met een bekende Nazarener theoloog dat de crisismomenten in de ordo salutis, zoals bekering en volkomen heiligmaking, ogenblikkelijke gebeurtenissen zijn die “feitelijk alleen maar stap voor stap gerealiseerd kunnen worden.”

Na deze theologische plaatsbepaling van de ervaring van volkomen heiligmaking is het voor de hand liggend dat we ons nu afvragen of dit alles strookt met de inhoud van de Bijbel, die immers afdoende informatie geeft voor de weg van verlossing die God elk mens wil wijzen.

Volkomen heiligmaking: de bijbelse fundering.

John Wesley

Omdat veel in deze korte uitleg van de volkomen heiligmaking direct voortkomt uit het denken van John Wesley, wil ik laten zien hoe serieus hij de bijbel nam als het woord van God. Wesley heeft zichzelf een man van één boek genoemd. Ook al is dat de waarheid, het betekent niet dat hij zich wars hield van andere bronnen voor onderzoek en uitleg van de Schrift. Het nu volgende citaat laat zien hoe Wesley omging met de bijbel en hoe zorgvuldig hij te werk ging alvorens iets als waarheid te verkondigen. “Mijn menselijke geest komt van God en zal naar Hem terugkeren. God zelf heeft mij de weg geleerd. Hij heeft het in een boek geschreven! Hierin is kennis voldoende aanwezig. Ik lees dit boek om de weg naar God te vinden. Is er twijfel over wat ik lees, dan ga ik op zoek naar parallel lopende gedeelten in de Schrift. Ik mediteer daarop met alle aandacht en ernst die ik bezit. Als er nog enige twijfel overblijft, dan raadpleeg ik degenen die doorkneed zijn in de dingen van God. En wat ik op deze wijze ontdek, dat onderwijs ik.”

In het zoeken naar de betekenis van een schriftgedeelte volgde Wesley de weg die hij als geestelijke van de Anglicaanse Kerk in Engeland had geleerd. Deze methode van bijbelinterpretatie – die we in het eerste hoofdstuk kort besproken hebben – volgde feitelijk vier stappen: De bijbel; traditie (kerkvaders, belijdenissen, commentaren ed.); verstand en ervaring. De ervaring van een tekst,zoals bijvoorbeeld het bekende gedeelte uit de eerste brief van Johannes, “God is liefde”, zou door Wesley dan ook altijd weer getoetst worden aan de bijbel! Ervaring heeft dus niet het beslissende woord! Aan dit alles moet ik beslist toevoegen dat Wesley altijd interpreteerde vanuit een persoonlijke relatie met God, die hij daarvoor essentieel achtte.

“Om de traditie echt te kunnen verstaan, de kerkvaders, de belijdenissen, moet men Hem kennen. 

Deze wijze van bijbeluitleg ligt te grondslag aan Wesleys visie op christelijke volmaaktheid en volkomen heiligmaking. We kunnen hier de ernst en zorgvuldigheid in ontdekken die voortkomt uit oprechte liefde voor God en respect voor zijn heilig karakter en zijn Woord. Graag laat ik nu een voorbeeld zien van Wesleys interpretatie van de bijbel. Ik kies daarvoor twee teksten die model staan voor de fundering van de leer van volkomen heiligmaking, als zijnde een bijbels gegeven. Ik doel hier op 1 Johannes 3:9 en 5:18, die Wesley als volgt verklaarde. “Een ieder die uit God geboren is – door een levend geloof waardoor God voortdurend geestelijk leven in de ziel ‘inblaast’ en waardoor de ziel van de gelovige voortdurend liefde en gebed tot God ‘uitademt’ doet geen zonde. Want het zaad Gods ‑ van liefhebbend geloof ‑ blijft in hem en ‑ zolang als dat het geval is ‑ kan hij niet zondigen, want hij is uit God geboren;hij is innerlijk totaal veranderd.”

“Omdat er zonde bestaat, is dat nog geen aanmoediging om te zondigen. In tegendeel het is een onweerlegbare waarheid dat ‑ een ieder die uit God geboren is ‑ diegenen die God zien en liefhebben niet zondigt – zolang als lief-hebbend geloof in hem woont, zal hij niet in woord en daad tegen Gods wil ingaan ‑ want Hij ‑ die uit God geboren werd, bewaart hem ‑ wakende in gebed ‑ en  ‑ terwijl dit zo is ‑heeft de boze geen vat op hem ‑ hij kan hem niet schaden.’

Als u de inleiding van deze studie goed gevolgd hebt, zult u opgemerkt hebben dat in het bovenstaande het wesleyaanse zondebegrip gebruikt is. De volkomen heiligmaking was voor hem een bijbels begrip dat door de ervaring ondersteund wordt. Ik zal nu enkele belangrijke plaatsen in de bijbel noemen die direct of indirect het gegeven van de ervaring van volkomen heiligmaking, zoals die werd beschreven in het vorige hoofdstuk, aangeven en rechtvaardigen. Voor een bredere en diepgaandere studie verwijs ik graag naar twee boeken.43 Deze zijn echter alleen in het engels beschikbaar.

 De Bijbel

Naar aanleiding van Ezechiël 36:25,26 schreef Charles Wesley, een jongere broer van John Wesley, een kerklied (hymn) dat hij noemde: “De belofte van heiligmaking.” We citeren dit gedeelte uit het Oude Testament. “Ik zal rein water over u sprenkelen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen; een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven.”

Ook John Wesley haalt dit gedeelte aan in antwoord op de vraag: Is er een duidelijke schriftuurlijke belofte, dat God ons wil verlossen van alle zonde? Hij antwoordt: “Die is er:’Hij zal Israël verlossen van al zijn ongerechtigheden’, Psalm 13:8. Dit komt in nog ruimere mate tot uitdrukking in de profetie van Ezechiël: ‘Ik zal rein water over u sprenkelen, en gij zult rein worden; van al uw onreinheden en van al uw afgoden zal Ik u reinigen…’, Ezechiël.36:25,29. Geen belofte kan zuiverder zijn. En hiernaar verwijst de apostel duidelijk in de vermaning: ‘Daar wij nu deze beloften bezitten, geliefden, laten wij ons reinigen van alle bezoedeling des vlezes en des geestes, en zo onze heiligheid volmaken in de vreze Gods’, 2 Corinthe. 7:1. Even duidelijk en bepaald is die oude belofte: ‘En de Here, uw God, zal uw hart en het hart van uw nakroost besnijden, zodat gij de Here, uw God liefhebt met geheel uw hart en geheel uw ziel, opdat gij leeft’, Deuteronomium 30:6. 

Wat vaak over het hoofd gezien wordt in dit verband is de dringende oproep tot levensheiliging in de gebeden in het Nieuwe Testament. Wesley wijst ons daarop bij het beantwoorden van de aan hem gestelde vraag: Levert het Nieuwe Testament nog verdere grond voor de verwachting verlost te worden van alle zonde? Hij antwoordt: “Ongetwijfeld, in de gebeden voor volkomen heiligmaking; die, wanneer er zo iets ‘niet was, louter een bespotting van God zouden zijn. Zulke gebeden met zijn: (1). ‘Verlos ons van de boze’. Nu, wanneer dit gedaan is, wanneer wij verlost zijn van alle boosheid, kan er geen zonde meer overblijven. (2). ‘En ik bid niet alleen voor dezen, maar ook voor hen, die door hun woord in Mij geloven, opdat zij allen één zijn, gelijk Gij, Vader, in Mij en Ik in U, opdat zij volmaakt zijn tot één’, Johannes. 17:20-23. (3). ‘Om die reden buig ik mijn knieën voor de Vader, naar wien alle geslacht in de hemelen en op de aarde genoemd wordt, opdat Hij u geve dat gij, geworteld en gegrond in de liefde,in staat zult zijn om te bevatten, samen met alle heiligen, hoe groot de breedte en de lengte en hoogte en diepte is, en te kennen de liefde van Christus, die de kennis te boven gaat, opdat gij vervuld wordt tot alle volheid Gods’. Efeze.3:14 etc. (4). ‘En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in alle delen onberispelijk bewaard te zijn’. (1 Thessalonicenzen 5:23.”

In het Nieuwe Testament is heiliging een bekend begrip. De christenen worden heiligen genoemd (Romeinen 1:7; 1 Corinthe 1:2). Deze aanspreekvorm wil de speciale positie van de christenen in de wereld aanduiden. Zoals het volk Israël heilig was doordat God hen had uitverkoren tot Zijn volk, zo zijn christenen door Christus uitverkoren, onttrokken aan de wereld, zij zijn door Christus toegeëigend. 1 Corinthe 14:33 spreekt over de gemeente der heiligen. De heiligen zijn dus degenen die een nieuw leven in Christus zijn begonnen. De heiliging (als ontwikkeling)is meestal de vrucht en consequentie van het heilig-zijn der gelovigen. Het is het doen van Gods wil (1 Thessalonicenzen 4:3) en het staat tegenover onreinheid (1 Thessalonicenzen 4:7).

De heiliging bestaat uit de reinheid van leven, de morele levensvorm van de christenen. De verzoening door Christus is de basis van het christelijke leven en de heiliging is de manier van leven die hier uit voortkomt. In de brieven van Paulus wordt dit steeds uitgedrukt met het woord “waardig”: “Wandelen, waardig de roeping waarmee gij geroepen zijt.” (Efeze 4:1). In Romeinen 6:1-14 lezen we hoe de christen door de dood en de opstanding van en met Christus aan de zonde gestorven is en hoe hij wordt opgeroepen om zich niet ten dienste van de zonde te stellen, maar ten dienste van God. Hieruit mogen we concluderen dat er nieuw leven in Christus mag groeien en bloeien in de levens van hen die geheiligd zijn door het offer van Christus.

Hierbij zou ik het willen laten. Is er enige twijfel bij u over de betrouwbaarheid van de leer en ervaring van volkomen heiligmaking dan kunt u zich verdiepen in bijbelteksten die bij het geloofsartikel betreffende volkomen heiligmaking genoemd worden. Wel verzoek ik u dit biddend te doen met een ontvankelijke geest en steeds in gedachten houdend dat wij uitgaan van het wesleyaanse en mijns inziens ook bijbelse zondebegrip.

Nadat we gezien hebben wat volkomen heiligmaking betekent in het leven van een christen en hoe dat past in Gods weg van verlossing zoals geopenbaard in de bijbel, willen we nu stilstaan bij de vraag: Wat maakt geheiligde mensen herkenbaar in het leven van alle dag?

Volkomen heiligmaking: de herkenbaarheid.

Wanneer ik spreek over herkenbaarheid dan bedoel ik niet de ervaring van volkomen heiligmaking zelf, maar meer de zichtbare gevolgen ervan in het dagelijkse leven. De ervaring zelf is tè persoonsgebonden en tè subjectief om te kunnen ontleden. We kunnen echter wel spreken over herkenbaarheid van de uitwerking van deze ervaring. Geheiligde mensen worden herkend aan de vrucht van de Geest: Maar de vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede,lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing. “(Galaten 5:22) De vrucht van de Geest komt als volgt naar voren in het christelijke bestaan in de wereld.

 Sociale betrokkenheid

Gelovigen uit evangelische kringen wijzen hier de laatste tijd nogal een op. Daarbij wordt niet zelden John Wesley geciteerd. Voor Wesley had heiliging sociale implicaties. Eens schreef hij: Ik ken geen heiligheid behalve sociale heiligheid. Anders gezegd,het menselijk leven moest op zowel individueel – geestelijk als op sociaal – economisch terrein geheiligd worden   Hij stimuleerde de methodisten in de classes als nieuwe mensen te leven in relatie met God, zichzelf, hun man en vrouw, hun kinderen, hun familieleden, hun direkte maatschappelijke contacten, etc. Maar hij gaf ook steun aan de campagne tot afschaffing van de slavernij, de beweging voor gevangenis hervorming, om maar enkele voorbeelden van sociale aktie te noemen.”46  Laat ik het genoemde citaat van John Wesley verder afmaken omdat ons zodoende meer noodzakelijke informatie verschaft wordt voor een goed begrip van sociale bewogenheid in overeenstemming met Wesleys denkwijze en onze theologie. Het evangelie van Christus kent geen religie behalve sociale religie; geen heiligheid behalve sociale heiligheid. Geloof werkende door liefde is de lengte, breedte, diepte en hoogte van christelijke volmaaktheid.’

We zien hier de link naar de volmaakte liefde (agapè) als de bron, de stimulus voor goede daden. Hij haalt daarvoor Galaten 5:6b aan: “~.geloof, door liefde werkende.” Het maakt duidelijk dat een geheiligd mens een warmhartig mens is, betrokken met de lijdende en zwoegende wereld geheel in de lijn van Jezus van Nazareth, de Nazarener. De liefde van God in de mens bewerkt dat in ieder gewillig hart. Let eens, ter afsluiting van dit gedeelte, op de woorden uit Johannes 3:17: “Wie nu in de wereld een bestaan heeft en zijn broeder gebrek ziet lijden, maar zijn binnenste voor hem toesluit, hoe blijft de liefde Gods in hem?” 

Een bekende theoloog van de Kerk van de Nazarener die veel over dit onderwerp heeft gepubliceerd, is dr. Richard S. Taylor. Hij geeft enkele kenmerken van een leven waarin Christus en niet het zelf verwerkelijkt wordt. Kenmerken dus die verwacht mogen worden van mensen die de ervaring van volkomen heiligmaking hebben doorleefd. Immers, zij willen een godgericht leven leiden en hebben zich daarvoor aan Hem overgegeven in een gelovige vastberadenheid om in Christus voetstappen te gaan. Ik zal een Vrije vertaling geven van enkele van deze door dr. Taylor genoemde kenmerken.

Een onafhankelijke persoonlijke toewijding

Het hart van heiliging vertoont een verschuiving van de slaafse afhankelijkheid van de mening van anderen naar een onafhankelijk denken en handelen. Deze onafhankelijke houding is echter gebonden aan het gezag van de bijbel en dus aan de God van de bijbel. In die zin is de geheiligde christen onafhankelijk in zijn geloof van zijn geloofsgenoten maar afhankelijk van God. De onafhankelijke christen laat God God zijn boven elke andere autoriteit uit. Vanuit deze enkelvoudige afhankelijkheid ontstaat door de werking van de Heilige Geest die kwaliteit van leven die weet van afzien en dienen van de ander. De houding die we terugvinden in Efeze 5:21: “weest elkander onderdanig in de vreze van Christus.”

Onderscheidingsvermogen

Hier bedoel ik niet het onderscheidingsvermogen dat verkregen wordt door het intellect alleen, maar het geestelijk zicht dat de liefhebbende christen heeft op het leven waardoor hij onderscheidt wat van belang is in de gemeente en daarbuiten en wat er niet toe doet. Zij voelen aan wat behoort tot het gebied van meningen en opinies en wat behoort tot het terrein van de essentiële waarheden. Zij onderscheiden het echte van het onechte, het goede van het kwade en groeien daarin. We vinden dit beschreven in Filippenzen 1:10 waar staat dat de liefde van de christen zodanig kan groeien in kennis en beoordeling dat hij een gezonde kijk op het leven heeft. In onze NBG. vertaling staat dit zo: “En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder inzicht en alle fijngevoeligheid, om te onderscheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus.”

Hanteringsvermogen liefde en wet

De christelijke wijze van liefhebben is veeleisend omdat het vraagt af te zien van persoonlijke rechten ten gunste van de opbouw van anderen. Het vraagt dus een goed rentmeesterschap; een goed beheren van invloed en macht. Persoonlijke vrijheid wordt vrijwillig opgeofferd wanneer deze een struikelblok vormt voor de ander in zijn groei in de liefde/geloof. Deze wijze van liefhebben roept echter een spanningsveld op tussen onze liefde voor de zondaar en onze haat van de zonde. Christelijke liefde moet bestaan uit liefde voor recht en liefde voor mensen. Hoe moeten we daar mee omgaan? Het wordt gezegd dat Jezus nooit principes vóór mensen stelde; maar dat is niet waar. Hoewel Jezus de rijke jongeling (Marc.10:17-27) liefhad, werd zijn liefde praktisch gemaakt door werkelijk te zoeken naar het allerbeste voor deze jonge man. Zijn onderliggende principes deden Hem de morele standaard van discipelschap aan de jongeling voorleggen. En Hij ging niet overstag toen de jongeman teleurgesteld wegliep. De hoge norm van de liefde die Jezus ons leert, wijst erop dat compromissen op de lange duur niet heilzaam zijn maar zelfs destructief. Daarom is een kenmerk van de geheiligde mens dat hij door de liefde de balans zoekt te bewaren tussen de noden van de mens en de imperatieven / wetten / principes van het christelijk geloof.

Een groeiende fijngevoeligheid

Dit is een dualistische(tweeledige) fijngevoeligheid; een groeiende fijngevoeligheid voor de leiding van de Heilige Geest en een groeiende bewustwording van de gemoedsgesteldheid en noden van mensen rondom. Dit betekent in de praktijk dat de echtgenoot veel meer alert is voor de emotionele behoeften en ervaringen van zijn partner en vice vèrsa. Kerkleden raken beter afgestemd op gebieden in het gemeenteleven waar hulp nodig is; zij horen wat niet gezegd wordt en zien wat niet direct voor ogen is. Er is een verdiepte nederigheid die het gemakkelijker maakt om te zeggen: Sorry, dat was niet goed van mij. Er is een paraatheid om gaten te dichten in relaties en activiteiten; men wil op de bres staan voor God en mensen. Deze groeiende fijngevoeligheid brengt ook verandering teweeg in gevoelens van persoonlijke voorkeur. Sommige zaken die vroeger irritaties opriepen, raken hen niet meer, het zijn nu andere, meer essentiële dingen waardoor zij in beweging komen. Immers, alleen onvolwassen christenen laten mensen links liggen op grond van uiterlijkheden zoals taalgebruik, wijze van kleden en slechte manieren. De Here Jezus raakte bewogen omdat Hij de mens liefhad die vaak achter afleidende uiterlijkheden schuilging!

Een gezond zelfbeeld

Het is algemeen geaccepteerd dat een gezonde waardering van zichzelf van groot belang is voor het menselijk bestaan. Deze gezonde zelfwaardering is te vinden als vrucht van volkomen heiligmaking. Immers, de geheiligde mens leert om zichzelf te zien:

– in het licht van Gods liefde (waarin hij zeer waardevol blijkt),

– in het licht van een eerlijke en realistische kijk op zichzelf als persoon met alle mogelijkheden en

onmogelijkheden die daarbij horen (dat zal hem beschermen tegen trots en eigendunk). Dit mag leiden tot een gezond evenwicht tussen nederigheid en zelfrespect. Het is zoals Paulus schrijft: “Koester u geen gedachten, hoger dan uw voegen”(Romeinen 12:3) In de Groot Nieuws vertaling staat het zo: “U mag zelfbewust zijn, maar uw zelfbewustheid moet bescheiden blijven.”

Kortom, dit alles houdt in dat we ons best bewust zijn van onze kwaliteiten en mogelijkheden. Er is echter een tegenwicht en dat ligt in de diepere bewustwording van onze zwakheid zonder Gods genade en de wetenschap dat wat we ook kunnen en hoe handig we ook zijn dit door Gods genade tot stand gebracht is. Daarom verachten we onszelf niet en kennen we onszelf goed genoeg om ons ook niet te zeer te verheffen. We aanvaarden onszelf echter volkomen als bruikbare mensen voor God en zijn werk op deze aarde, hoe en waar dan ook. Deze gezonde zelfwaardering -die soms na langdurige intensieve pastorale zorg ontstaat- leidt naar een groeiend getuigenis voor Jezus in de wereld.

Een groeiend getuigenis

Geheiligde christenen, zo leerde Wesley, kunnen niet met een zuiver geweten leven zonder dat zij openlijk voor hun geloof uitkomen. Zij moeten wel van hun geloof spreken want hun hart is er vol van. Wesley beschrijft dat op zijn eigen originele wijze in het volgende citaat: Mensen steken geen kaars aan om hem onder de tafel te zetten; zoveel te minder zal de God, als de Wijsheid zelf, dat doen. Hij laat zijn liefde en kracht niet opvlammen om het daarna te verbergen voor de mensheid. Ook is er niets onder de hemel dat de mens (de gerechtvaardigden) zo inspireert dan te converseren met hen die de volwassenheid in geloof benaderd hebben. Het stelt hen de volle verlossing in het vooruitzicht waarnaar ze zullen gaan verlangen. Dit voordeel zou verloren gaan als de kaars onder de tafel gezet zou worden.’

Wat Wesley hier benadrukt is het aanstekelijke van het “naar buiten brengen van wat er van binnen gebeurd is”. Van getuigen dus. Geheiligde christenen laten een helder licht schijnen, waarvan zij zich niet altijd bewust zijn (Mattheus 25:37-39). Zo verwijzen zij andere mensen onbewust naar God tot verlossing en heiliging.

Een verdiepte devotie/vroomheid

Dit is onmiskenbaar de sleutel voor het heiligingsleven. Of we nu de persoonlijke victorie of de voortgang van het Koninkrijk van God bedoelen. Alle lijnen van leerstellingen, getuigenissen, levensstijlen en innerlijke geestelijke vitaliteit komen samen op het punt van mijn contact met God; van aangezicht tot Aangezicht. In deze “ik-Gij relatie” kan voorkomen worden dat we zouden verstarren in de kille omgangsvormen die indruisen tegen de goddelijke liefde. Het is de biddende mens die veranderd wordt naar het beeld van Christus. In de woorden uit lied 205 uit de “Opwekkingsbundel” komt dit mooi tot uitdrukking. “U Heer, bent wonderschoon, naar U verlangt mijn hart. En als uw ogen op mij zijn, vervult uw liefde mij.”

De genoemde karakteristieken van de geheiligde christen vormen onderdelen van leven-in-beweging. We kunnen niet stellen dat dit eindpunten zijn; voortdurend zijn we afhankelijk van God en van de genade die Hij schenkt. En van Hem zal het niet afhangen maar het is de eindigheid en de zwakheid van onszelf die er voor zorgen dat we voortdurend leerlingen blijven die opzien naar de Meester. Aan de andere kant is er echter het optimisme vanwege de genade die overvloedig van God uitkomt. “Zonder Mij kunt gij niets doen”, zegt Jezus in Johannes 15. Dit is een uitdaging om in respons daarop te zeggen tot God: Maar met U, Here Jezus, zijn toch alle dingen mogelijk! Daarom sluit ik dit hoofdstuk af met de bemoedigende groet uit de eerste brief aan de christenen in Thessalonicenzen: “En Hij, de God des vredes, heilige u geheel en al, en geheel uw geest, ziel en lichaam moge bij de komst van onze Here Jezus Christus blijken in alle delen onberispelijk bewaard te zijn. Die u roept, is getrouw; Hij zal het ook doen.”

 

Volkomen heiligmaking: werk van God

De laatste woorden uit het vorige hoofdstuk zijn van groot belang. “Hij zal het ook doen”, geeft aan dat het God is die de mens heiligt. En terecht begint S. Günter een lezing over genade en geloof met de woorden: “De allermoeilijkste taak van de wesleyaanse theologen is om genade en verdienste, geloof en goede werken, in evenwicht te houden.”

In de jaren dat ik nu predikant ben in de Kerk van de Nazarener is me dat duidelijk geworden. Zodra je te lang achtereen de eigen verantwoordelijkheid van de mens benadrukt, wordt er langzaam aan een geest van eigendunk en zelfingenomenheid gekweekt onder gelovigen. Immers, zij hebben zich volkomen aan de Heer over gegeven en doen geen bewuste zonden. Dit kan ongemerkt uitwassen tot een houding van een verkeerd soort zelfbewustheid die andere christenen het gevoel geeft dat zij nog niet zo ver zijn. Dit wordt doorgaans niet bewust gedaan maar is een gevolg van de innerlijke gesteldheid. Het ironische is dat dit tegen de liefde indruist en dus een houding van liefdeloosheid genoemd kan worden. Maar leg je te veel de nadruk op de genade dan ontstaan er christenen die met een geestelijk minderwaardigheidsgevoel gaan lopen met een passieve geest waar de dynamiek van de liefde ontbreekt. Beide aspecten, eigen verantwoordelijkheid en Gods genade, zijn vitale waarheden die verkondigd en geleerd moeten worden. Maar een benadrukken van het ene gaat ten koste van het andere en vice vèrsa. En juist nazareners en anderen die denken in de wesleyaanse lijn zullen voortdurend op hun hoede moeten zijn voor een eenzijdig benadrukken van één van deze aspecten. Hierover zegt hij het volgende: “De Wesleyaanse theologie loopt gevaar een soort humanisme te worden wanneer menselijke inspanning ten koste gaat van Gods genade.”

Teneinde het juiste evenwicht te bewaren in de dagelijkse levenswandel met onze Heiland zal ik twee mijns inziens uiterst belangrijke begrippen meegeven die daarbij van dienst kunnen zijn.

Vrije genade

Het begrip vrije genade is ontstaan als tegenhanger van vrije wil, hoewel ze identiek lijken. Het kan helpen om bij het spreken en denken over de menselijke verantwoordelijkheid, bijvoorbeeld om elkaar lief te hebben, ons te realiseren dat we dat kunnen leren uit vrije genade in plaats van uit vrije wil. In het eerste geval ligt de aandacht bij God, in het tweede geval ligt deze bij de mens. Dit is van groot belang voor een gezond christelijk leven. Het leert ons dat de menselijke wil een door God gegeven mogelijkheid is om te kiezen en te handelen. Vrije genade houdt de mens, de christen, met beide benen op genadegrond terwijl vrije wil kan verworden in vermeende grond van menselijk kunnen. Vrije genade houd je God-gerichtheid, vrije wil neigt tot zelfgerichtheid. Wat geldt voor onze verzoening met God, geldt ook voor de volkomen verlossing en heiligmaking: “Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en niet uit uzelf: Het is een gave van God; niet uit werken, opdat niemand roeme.” (Efeziërs 2:8,9)

De balans

Wat kan ons verder helpen om genoemde balans tussen genade en respons te bewaren? Ik denk dat dit te vinden is in het verzoenend sterven van onze Here Jezus Christus. Elk moment van ons leven zijn voor deze eenmalige daad dankbaarheid en ootmoed begrijpelijke reakties. Waarom? Het is John Wesley die onze vraag beantwoordt in zijn respons op de vraag die aan hem gesteld werd, te weten: “Maar, wanneer zij zonder zonde leven, sluit dit dan toch niet de noodzakelijkheid van een Middelaar uit?”

Hierop antwoordt Wesley: Dit is verre van waar. Geen anderen hebben zo’n behoefte aan Christus dan zij; geen andere zijn zo volkomen van Hem afhankelijk. Want Christus geeft geen leven aan de ziel los van Hem,maar in en met Hem zelf. Vandaar dat zijn woorden op gelijke wijze waar zijn voor alle mensen, in welke staat der genade zij ook zijn: ‘Evenals de rank geen vrucht kan dragen uit zichzelf, als zij niet aan de wijnstok blijft, zo ook gij niet, indien gij in Mij niet blijft: zonder Mij (of los van Mij) kunt Gij niets doen.’ (…) Nu, vergissingen en welke zwakheden ook, die noodzakelijkerwijze uit de vergankelijke staat van ons lichaam voortvloeien, zijn in geen enkel opzicht strijdig met de liefde; en daarom in bijbelse zin, ook geen zonde    Om mijzelf op dit punt nader te verklaren: Niet alleen zonde in de eigenlijke betekenis(dat is, een opzettelijke overtreding van een bekend zijnde wet van God), maar ook zonde in de oneigenlijke betekenis (dat is een onopzettelijke overtreding van een goddelijke wet, die bekend is of niet), heeft het verzoenende bloed van Christus nodig.

Welnu, hoe zouden wij dan een houding van zelfgenoegzaamheid kunnen toelaten als het offer van Christus elk moment van de dag voor elk mens actueel en zelfs noodzaak is! De gezonde balans in christelijk leven vinden we dus door ons doen en laten te spiegelen aan de absoluut volmaakte God om te ontdekken dat we tekortschieten en dat niet alleen; om te ontdekken dat Christus verzoenend sterven mijn tekorten aanvult en goedmaakt zodat ik voor God kan bestaan en opbloeien….verbonden met de Wijnstok. God werkt niet zonder mij en mijn inzet, en toch is het Gods werk dat zich op geloof en door genade aan mij en vele anderen voltrekt.

Conclusie: volkomen heiligmaking

Zo hebben we de leer en ervaring van volkomen heiligmaking van verschillende kanten bekeken. We bespraken theologische verschilpunten; de ervaring van volkomen heiligmaking; de grondslagen in de Bijbel; de uiterlijke kenmerken van een christen in het proces van heiligmaking en tot slot pastoraal -theologische adviezen om als kinderen van God in de juiste balans te blijven in ons leven met Hem. De naam van John Wesley werd vaak genoemd. Dit is begrijpelijk omdat de theologie van onze kerk voornamelijk zijn denkrichting volgt. Het is geen mensverering, integendeel, hij had ook zijn minder sterke en zwakke kanten. Wel vinden we in hem iemand die geworsteld heeft met vragen die voor vele christenen in onze dagen nog zeer actueel zijn. Zijn benaderingswijze voor het vinden van antwoorden is de benadering die de liefde voor God en mens waardig is. “Zijn hermeneutiek was liefde tot God en mensen. (…) Uiteindelijk komt de diepste betekenis van elk leerstuk van het christelijk geloof, eenmaal door hem geïdentificeerd en gedefinieerd, altijd weer uit op “liefde”.

Wanneer christenen in Nederland de denkwijze en benadering van John Wesley zouden onderzoeken en serieus nemen, zou dit een ontkramping en ontspanning kunnen brengen in het kerk-zijn, in de omgang met elkaar en bij het oplossen van problemen en verschilpunten. Ik hoop deze cursus een verlangen in u heeft opgeroepen en/of aangewakkerd naar de volle zegen van God. Het is niet verkeerd om te verlangen naar het allerbeste, vanuit een hart dat in liefde uitgaat naar God en graag het allerbeste voor Hem zou willen zijn en doen. John Wesley schrijft: Het is de leer van Paulus, de leer van Jakobus, van Petrus en van Johannes. En net zoals dit bij dhr. Wesley het geval is zo is het de leer van een ieder die het zuivere en totale evangelie verkondigt.(…) Maar van wie deze leer ook is, ik vraag u, kan het u kwaad doen? (…) Waarom zou de aan God – toegewijde ‑ mens bang zijn om ziel, lichaam en bezit volkomen aan God over te geven?

Het is mijn verlangen dat de inhoud van dit hoofdstuk over volkomen heiligmaking velen ertoe zal brengen om zich volkomen in de armen van God los te laten, knielend aan het altaar in de kerk. Deze momenten zijn belangrijk voor Gods koninkrijk! Dit naar voren gaan in de richting van het altaar is een bewuste keuze, zichtbaar voor iedereen, om zich volledig aan God te geven en te geloven dat Hij op dat moment door geloof volkomen heiligt en dit in de groei naar volwassenheid gaat uitwerken. Dit laatste kan in het bijzonder geleerd worden in de samenhang van de gemeente. Immers, als je in een basisgroep, koinoniagroep, celgroep of huiskring opgenomen wordt, dan komen broeders en zusters dichtbij. Niet zelden zó dichtbij dat hun fouten en tekortkomingen, hun mogelijkheden en onmogelijkheden, hun begrip en onbegrip je al snel voor de keuze plaatst of je daarvoor blijft of wegloopt. Maar juist dat zijn de momenten waarop de vruchten van volkomen heiligmaking door de Heilige Geest geleerd kunnen worden, Immers, God heeft onmogelijke mensen zo lief dat Hij zich voor hen gaf voordat zij dat wisten! Verbonden aan de Wijnstok zal God de volhardende gelovigen deze liefde leren, al gebeurt dit niet zonder afzien en sterven aan jezelf. Zo zijn het altaar en de kleine groep bij uitstek de plaatsen waar de liefde (agapè) geleerd wordt!

Bron: Oriëntatiecursusmateriaal, Ds. Maarten van Immerzeel