Uitgaande van de openbaring van God door de eeuwen heen hebben velen geprobeerd om God te beschrijven. Hier zijn enkele voorbeelden:

“God is Geest, die Persoon is, die perfect goed is, die in Heilige Liefde schept ondersteunt en bestuurt.”

“God is het grootste dat een sterfelijk mens met zijn beperkt verstand zich kan indenken en kan bevatten.” (Anselm).

In deze definities voelen we de onmacht om volledig te zijn. Dat is goed; het verdiept onze verwondering en laat God wie Hij is: de Eeuwige Ongeziene (Jesaja 45:15). Het is gepast om deze alinea af te sluiten in alle nederigheid met de woorden van Augustinus: “Wat kun je met woorden beginnen als het om U gaat? En toch kan ik over U niet zwijgen! … Het huis van mijn ziel is te klein voor U; wilt U het groter maken?”

Het zal duidelijk zijn dat een juist begrip van God geweldig belangrijk is voor ons geloven en denken. Ons geloven en denken rust namelijk op dit grondbegrip. Misvattingen op dit punt zullen doorwerken in alle andere geloofsbegrippen die we met elkaar zullen gaan bespreken (zoals b.v. onze opvatting van zonde). Voordat we tot de verklaring van ons godsbegrip overgaan, is het goed om enkele zaken vooraf vast te stellen en af te spreken. Het zijn de vooronderstellingen van waaruit we in alle ootmoed over God kunnen spreken.

*   God is niet afdoende te definiëren, want dan zou God, God niet meer zijn. De ootmoedige verwondering van Job mag ons daarbij voor ogen staan. Zie Job 42:1-6 en Jesaja 55:8,9

*   Waar verschillende mensen over God spreken zullen verschillende kanten van God zichtbaar worden. (Hierbij denk ik aan het verhaal van Multatulide over de blinden die een olifant mochten betasten en samen tot één samenhangend beeld van de olifant kwamen).

*   God laat zich niet “ontleden”; Hij openbaart zichzelf. God laat zich vinden maar de mens kan niet vanuit zichzelf God als het ware naar zichzelf toe mediteren.

*   Datgene wat God van zichzelf geopenbaard heeft is voldoende voor de verlossing van de mens en zijn vorming naar het beeld van Christus.

*   God heeft om ons in onze menselijke tekortkomingen tegemoet te komen, symbolen gegeven om ons een voorstelling van Hem te kunnen vormen. 

De drie-enige God

In het handboek van de kerk van de Nazarener kunt u het volgende geloofsartikel vinden over God:

“Wij geloven in een eeuwig bestaand, oneindig God de Soeverein van het heelal; dat Hij alleen God is, scheppend en besturend, heilig in natuur, in eigenschappen en in doel; dat Hij, als God drie-enig is in diepste wezen, geopenbaard als Vader, Zoon en Heilige Geest.

Om verder te bestuderen:

Genesis 1; Leviticus 19:2; Deuteronomium 6: 4-5; Jesaja 5:16; 6 1-7; 40: 18-31; Mattheüs 3: 16-17; 28: 19-20; Johannes 14: 6-27; 1 Corinthiërs 8:6; 2 Corinthiërs 13:14; Galaten 4: 4-6; Efeziërs 2: 13-18.

Vier belangrijke punten licht ik hier even uit.

a) God is Geest – Dit betekent dat God geen fysiek bestaan leidt. Het ganse universum is in Hem vervat. Overigens niet andersom: in het universum is God! Dat zou naar pantheïsme rieken. God is niet als het ware opgelost in de schepping. Hij is de Schepper en de Beheerder van wat Hij geschapen heeft. (Johannes 4: 24)

b) God is heilig – God is de Enige, de Totaal Andere. De heiligheid van God is zijn eigenheid die de mens kan doen sidderen. (Jesaja 6: 1; Timoteus 1: 17; Leviticus 19: 2; Openbaringen 3: 7; 4: 8 en 15:4)

c) God is drie-enig – Dit kun je op verschillende manieren proberen te illustreren. hiermee wordt het wat begrijpelijker omdat de bijbel nergens zegt: De Here uw God is drie-enig. Niet dat de bijbel er niet over spreekt. Heel duidelijk alleen wel op een indirecte wijze. (Genesis 1: 26; Deuteronomium 6:4; Johannes 14: 23; 1 Johannes 5: 7 (de laatste tekst is overigens twijfelachtig).

Hoe kunnen we de drie-enigheid verstaan?

De eerste uitleg is:

God de Vader achter/boven ons, dus God objectief, buiten ons.

God de Zoon naast ons, dus God dichtbij.

God de Geest in ons, dus God subjectief, in ons.

De tweede uitleg is van Karl Barth:

God de Vader: God overal op alle plaatsen in alle tijden. God de Zoon: God daar en toen op één plaats in de historie. God de Geest: God hier en nu op mijn plaats in mijn tijd.

De derde uitleg gebruikt het beeld van de huwelijksrelatie:

De man en de vrouw vormen samen één lichaam waar iets vanuit gaat: warmte, vormelijkheid of hartelijkheid b.v. Dat is de geest die van hen uitgaat. Op dezelfde wijze kunnen we op grond van Genesis 1: 26 over God spreken als God die EEN is en toch zich openbaart in drie.

d) God is persoon – Hij is dus de persoonlijke Geest. Een moeilijk begrip voor ons die personen zijn in een lichaam. Dit persoon-zijn van God wordt vooral uitgedrukt in zijn Liefde. Hier gaan we wat verder op in.

God als persoon

In tegenstelling tot bijvoorbeeld het Boeddhisme en het Hindoeïsme kent het Christelijk geloof een persoonlijke God. Het is vooral de joodse filosoof Martin Buber geweest, die het denken van de mens bepaald heeft bij het persoonlijke van God. In zijn boek “Ik en Gij” geeft hij aan dat er voornamelijk twee soorten relaties zijn: de ik-het en de ik-Gij relatie. Ook al is een ik-het relatie niet per definitie slecht te noemen, in de menselijke omgang is de ik‑Gij relatie het meest in lijn met Gods schepping. We kunnen namelijk met God omgaan als een onpersoonlijk fenomeen –zoals mensen zeggen dat er wel “iets” zal zijn. Dan is God bijna een ding en kun je spreken van een ik-het relatie. Maar God als Persoon zoekt de persoonlijke omgang met de mens in de ik-Gij relatie. We zullen nu wat dieper ingaan op het belangrijke gegeven dat God persoon is.

Gaandeweg heeft God zich als persoon geopenbaard

Dit komt vooral naar voren in de namen die God van zichzelf blootgeeft. Ondanks de breuk die er kwam tussen God en de mens, gaat God zich meer en meer openbaren. Veel meer dan in onze tijd gaf de naam van iemand in de tijd van het Oude testament aan wie hij was en wat karakteristiek was voor de drager van een bepaalde naam. Op het moment dat God zijn meer intiemere namen bekend ging maken, was dat het sein dat God “Gij” wilde zijn voor de mens en niet “het”. Het is zoals wij soms doen wanneer we, heel voorzichtig, onze voornaam bekend maken, we zeggen daarmee dan eigenlijk: hier is een stukje van mezelf, ik wil met jou vertrouwelijker omgaan dan voorheen. En God ging dit zo ver doorvoeren dat Hij zichzelf als “Abba” wat “Pappie” betekent voorstelde. Dit werd mogelijk door het verzoenend sterven van Jezus Christus.(Genesis 3:9; Handelingen 17: 27,28; Romeinen 1:20)

Enkele belangrijke namen van GOD zijn:

Elohim, waarmee God zich als Schepper openbaart.

Jehova / JHWH, is de openbaring van God als persoon zoals bijvoorbeeld bij de roeping van Mozes (“Ik ben, die Ik ben of “Ik zal er zijn” Exodus 2:14; Marcus 6:509)

El-Shaddai, geeft enkele eigenschappen van God als persoon aan zoals de verzorger, krachtgever, ondersteuner. Hiermee wordt de zachtere kant van God geopenbaard.(Genesis 17:1)

Adonai (Heer) wordt gebruikt om niet de naam van God-Jehova uit te hoeven spreken.

De persoonlijke eigenschappen van God als persoon

Een persoon kan verantwoord bewust denkend handelen met een concreet doel voor ogen. Met dit gegeven als uitgangspunt, kunnen we God niet zien als de “gatenvuller” die al onze onbegrepen en onverklaarde zaken als het ware opvult met zijn aanwezigheid en wijsheid. Ook kan God dan geen “Onbewogen Beweger” zijn zoals Plato zich dat voorstelde. Kortom, God als Persoon erkennen en aanvaarden kan veel betekenen in ons christelijk leven. We zullen enkele belangrijke karakteristieken van een persoon noemen om dit te onderbouwen.

a)  Hij onderscheidt zich van andere personen en is dus uniek. Zo zou je Gods heiligheid kunnen verklaren; datgene wat Hem uniek maakt als geen ander. (Leviticus 9:12; Mattheus 5:48)

b) Personen hebben overeenkomsten met andere personen. Ook al is ieder mens uniek er zijn ook heel veel overeenkomsten tussen mensen te noemen.

c) Hij wil zich uitdrukken en meedelen aan anderen. Vooral de apostel Johannes spreekt over Gods uitgaande liefde die beantwoording zoekt. Door de liefde gaat God uit van zichzelf naar de mens; dat is immers karakteristiek voor de liefde (Johannes 3:16)

d) Hij heeft scheppend vermogen. Die creativiteit is een unieke eigenschap van een persoon.

e) Hij kan over zichzelf nadenken. Zo kan hij tot zelfonderzoek (introspectie) komen om de richting van zijn leven te wijzigen. (slot Psalm 139)

f) De persoon mag men leren kennen door zijn handelend optreden in de geschiedenis. Bij het lezen van de bijbel valt het ons op dat de schrijver van Genesis zich snel verplaatst door de eerste millennia van de geschiedenis van de mensheid om te komen tot Abraham, die met God in een unieke relatie treedt: Er wordt een bondgenootschap gesloten onder bepaalde voorwaarden. In Genesis 18:17-19 zien we iets weerspiegeld van de unieke omgang van God met Abraham: “Zou Ik voor Abraham verborgen houden wat Ik ga doen? ….. Want ik heb hem gekend” Hier spreekt de gevoeligheid van een Vriend uit. De Vriend die zich afvraagt of zijn vriend de mededeling van de vernietiging van Sodom en Gomorra wel aan zou kunnen. God blijkt een meer dan trouw Bondgenoot te zijn die absoluut doet wat Hij zegt. Dit leert ons de heilsgeschiedenis en de vervulling van zijn beloften. Zoals het ontstaan van de staat Israël.

g) God als persoon is meer dan de som van zijn eigenschappen. Je kunt alle eigenschappen van een persoon kennen, maar daarmee hebben we nog niets gezegd van zijn morele kwaliteiten. De grote vraag is: hoe hanteert een persoon zijn bekwaamheden en zijn onbekwaamheden? Welke richting geeft hij aan datgene wat hij heeft, wat hij kan, wat hij beheerst. Dit geldt ook voor God We kunnen zeggen dat God: alwetend is, alziend is, almachtig is, onvergankelijk is, en dit optellen tot een plaatje van God = De levende God.

God als heilig en liefdevol

We begrijpen dat een overmatig accent op de heiligheid van God of op de liefde van God altijd leidt tot een verkeerd beeld en dus tot een verkeerde omgang met God. Een omgang dus die God geen recht doet, Hem dus in feite geen eer brengt. Het is dus van het grootste belang om een juist evenwicht te bewaren tussen Gods heiligheid en Zijn liefde. In het extreme calvinisme heeft men te veel nadruk gelegd op Gods heiligheid. Het was overigens niet Calvijn zelf die de leer der uitverkiezing zo ver doortrok dat een mens, of behouden was of voor eeuwig verdoemd, naargelang God dat zo bepaald had. Calvijn sprak nooit over beperkingen in Gods verzoening. Dus hoewel de gedachte aan een dubbele uitverkiezing van Johannes Calvijn komt, kunnen we niet zeggen dat Calvijn daar conclusies uit getrokken heeft. Het was vooral zijn opvolger Beza die zijn leer tot in het extreme ging doortrekken. Vooral in Nederland waren de calvinisten zeer extreem in hun leer. Door logische beredeneringen tot het uiterste te laten gaan, maakte men God feitelijk de “auteur” van het kwade. Arminius schetste de onverbiddelijke consequenties van zo’n gedachtegang zoals deze naar voren kwam in een rede van Gomarus over de dubbele uitverkiezing.

“Ten eerste veroordeelde God enige denkende wezens om bestemd te zijn voor vervloeking. Ten tweede, op een moment in de geschiedenis, schiep God deze denkende wezens om hen te kunnen vervloeken. In de derde plaats, omdat God hen rechtvaardig wilde veroordelen, moesten deze wezens zondigen, wat alleen mogelijk was als ze goed-zijnde zouden kunnen zondigen. Daarom stelde God een wet voor hen die ze zouden overtreden, zodat God zijn veroordeling zou kunnen uitvoeren tot zijn eer. In het hier beschreven proces, schrijft men God nog veel verschrikkelijker dingen toe dan dat ze zouden zeggen: “God schiep enige schepselen, zodat Hij ze zou kunnen vervloeken.”

Jacob Hermans, beter bekend als Arminius en geboren te Oudewater, werd naar Genève gestuurd om de leer van Calvijn te bestuderen en daarna te gaan leren en verdedigen in Holland. maar het bovengenoemde citaat laat zien dat hij zich niet kon vinden in zo’n kille en onverbiddelijke interpretatie van Calvijn en van Gods woord. En ook al zocht Arminius nooit de strijd – hij stond bekend als een man met een mild temperament – hij kon zijn geweten niet tot zwijgen brengen en begon weerstand te bieden. Dit mondde uiteindelijk, na zijn dood, uit in de grote confrontatie op de Synode van Dordrecht die duurde van 13 november1618 tot 27 mei 1619. De remonstranten (de volgelingen van Arminius) werden veroordeeld door een grote overmacht van afgevaardigden van calvinistische theologen uit verschillende landen.

Het struikelblok, de leer der uitverkiezing, werd in vijf punten tegenover elkaar gezet (gebruik weegschaal om het beeldend voor te stellen).

Calvinisten Remonstranten
1. De mens is totaal verdorven Inderdaad, maar verlossing is mogelijk
(Johannes 3:16)
2. Onvoorwaardelijke uitverkiezing Voorwaardelijke verlossing
3. Beperkte verlossing Voor een ieder die gelooft
4. Onweerstaanbare genade Genade is te weerstaan
5. Eens behouden, blijft behouden Men kan afvallen
(1 Timotheus 1:20)

We zien hoe een overmatig benadrukken van Gods soevereiniteit kan leiden tot een vervaging van Gods liefdevol uitreiken naar de mens. Arminius leed daaronder. In zijn “De natuur van God”, waarmee hij promoveerde in Leiden, geeft hij zijn gedachten weer over Gods karakter. Hier twee citaten.“Al is het beeld van God onveranderlijk, dat betekent nog niet dat alle dingen aan het noodlot onderworpen zijn. Nee, integendeel het schept onvoorziene mogelijkheden.”

“God kan inderdaad doen wat Hij wil met het zijne, maar Hij kan niet met het zijne doen wat onrechtvaardig is, want zijn wil is afgeschermd binnen de grenzen van zijn karakter.”

De Kerk van de Nazarener stemt volledig in met Arminius weergave van de uitverkiezing: “Uitverkiezing is de mate van welbehagen van God in Christus waarin Hij tot stand bracht, tot in eeuwigheid: om gelovigen te rechtvaardigen, aan te nemen tot zijn kinderen en het eeuwige leven te schenken, door zijn roemrijke genade. Hij koos ervoor de mensen dit door geloof te laten kiezen.”

Een evenwicht tussen Gods heiligheid en zijn liefde geeft de mens de hem toegemeten verantwoordelijkheid die hem staaft in zijn menselijke waardigheid en Gods grootheid in geduldige liefde.

God als wachtende Vader

Wij staan een relationeel Godsbegrip voor. Het verhaal van God als de wachtende Vader is een hier een betrouwbaar en evenwichtig voorbeeld van. Het is ons overgegeven in de gelijkenis van de “wachtende Vader” oftewel van de “verloren zoon”. Toen de mens in zonde viel bleef de diepbedroefde Vader, die berooid werd van zijn kinderen, achter. De lutheraanse theoloog en pastor Helmut Thielicke zegt in zijn boek “Ik geloof”:

“Ook ik heb mijn twijfels over “de lieve Heer die boven de sterrenhemel troont.” De Vader waar ik in geloof, troont niet boven de sterren. Nee, Hij was een mens die lachte en huilde zoals u en ik. Een mens die aangevallen werd door de zinloosheid zoals u en ik, en die de dood stierf zoals eens u en ik. Deze God is niet alleen onze lieve Heer daar ver weg. Hij heeft ons lief. En als iemand werkelijk liefheeft is hij met de ander. Ik kende eens een moeder die volledig was toegewijd in het zorgen voorhaar gehandicapte kind. Omdat zij in haar gedachten steeds bij hem was en overal met hem mee ging en er geen uur voorbij ging dat haar hart niet vol zorg naar hem uitging, heeft zij waarschijnlijk meer te lijden gehad dan de jongen zelf. Dat is precies de God waarin wij geloven en die we kennen in Jezus Christus: de Vader die meer lijdt voor mij dan ik ooit te lijden zal hebben.”

Bron: Oriëntatiecursusmateriaal, Ds. Maarten van Immerzeel