“Er zijn handelingen, die gelijken op een wandaad of een misdrijf, maar die toch geen zonden zijn, omdat ze U niet krenken, den Here onzen God  ….want vaak is het uiterlijk van een daad niet in overeenstemming met de gezindheid van hem, die haar verrichtte.” (Augustinus, Belijdenissen, blz. 27)

Uw definitie van zonde is van zeer grote invloed op uw begrip van heiligmaking, waar we het verderop over zullen gaan hebben. Immers, met welke maat meet u uw gedrag? Is iedere misstap en elke vergissing er de oorzaak van dat er weer een kloof ontstaat tussen u en God, de Vader? Bevindt u zich als christen in de vicieuze cirkel van: struikelen, opstaan, berouw tonen, vergeving vragen / ont­vangen en weer opnieuw beginnen? Een gezond en bijbels begrip van zonde is van vitaal belang voor een bevrijdend christelijk leven. Daarom zullen we nu het zondebegrip van John Wesley en in de zelfde lijn ook van de Kerk van de Nazarener proberen duidelijk voor te stellen. En bij de bespreking van het slot van deze cursus zal blijken hoe belangrijk dit gedeelte is in het geheel van wat de kerk is, leert en beleeft.

Voordat we een en ander praktisch gaan maken, is hier eerst het geloofsartikel over ‘zonde; erfzonde, daadwerkelijke zonde’: “Wij geloven dat de zonde in de wereld kwam door de ongehoorzaamheid van onze eerste ouders, en door de zonde de dood. Wij geloven dat de zonde tweeledig is; de erfzonde of verdorvenheid, en daadwerkelijke of persoonlijke zonde. Wij geloven dat de erfzonde, of verdorvenheid, die ontaarding is van de natuur van alle afstammelingen van Adam, waardoor ieder mens ver afgeweken is van de oorspronkelijke gerechtigheid of van de reine staat van onze eerste ouders ten tijde van hun schepping, van God afkerig is, geen geestelijk leven bezit en voortdurend tot het kwade geneigd is. Verder geloven wij, dat deze erfzonde naast het nieuwe leven van de wedergeboren mens blijft bestaan, totdat ze door de doop met de Heilige Geest uitgeroeid wordt.

Wij geloven dat de erfzonde daarin verschilt van de daadwerkelijke zonde dat een overgeërfde neiging tot daadwerkelijk zondigen is, waarvoor niemand verantwoordelijk gesteld wordt totdat de door God gegeven remedie veronachtzaamd of verworpen wordt. Wij geloven dat de daadwerkelijke of persoonlijke zonde een bewuste schending van een bekende wet van God is door een moreel verantwoordelijk persoon.

Ze moeten daarom niet verward worden met onopzettelijke en onvermijdelijke tekortkomingen, zwakheden, fouten, vergissingen, mislukkin gen of andere afwijkingen van de norm van volmaakt gedrag, die de resterende gevolgen zijn van de zondeval. Deze niet toe gerekende gevolgen omvatten echter niet die gedragingen of reacties die tegen gesteld zijn aan de gezindheid van Christus, die terecht zonden van de geest genoemd kunnen worden. Wij geloven dat persoonlijke zonde in de eerste plaats en ten diepste een schending van de wet der liefdeis; en dat in relatie tot Christus zonde gedefinieerd kan worden als ongeloof”

U zult in dit artikel opgemerkt hebben dat er verschil wordt gemaakt tussen zonde als staat (erfzonde, verdorvenheid, ontaarding) en zonde als daad (daadwerkelijke of persoonlijke zonde). Uit dit in ‑ een – zondige – staat ‑‑ verkeren komen zondige daden voort. Met andere woorden: vanuit de neiging tot zondigen kan het tot daadwerkelijk zondigen komen. Maarten Luther zei hierover: “je kunt niet voorkomen dat er een vlucht vogels over je hoofd vliegt. Je kunt wel voorkomen dat een van die vogels een nest op je hoofd gaat bouwen.” (zie ook Jakobus 1:14,15)

We zullen nu ingaan op het omschrijven van daadwerkelijke zondigen. Om helder te stellen waar wij als kerk staan, schets ik een contrast tussen de Calvinistische- en de Wesleyaanse / Nazarener begrip van zonde.

De Calvinistische definitie van zonde

Deze definitie luidt als volgt. Zonde is: iedere afwijking, elke overtreding, elk gebrek aan volledige conformiteit aan Gods volmaakte wetten. Hieruit volgt wat we zouden kunnen noemen een juridisch zondebegrip.  De wet en het onderhouden van de wet, ook al is dit de wet der liefde, staat centraal.

Dit betekent in de praktijk dat de daden, het goed of kwaad doen, wordt getoetst aan Gods absolute volmaaktheid. Het wezen der zonde ligt dus in de daad. Hieruit kunnen we ten minste twee conclusies trekken: a) dit zondebegrip verlamt de mens omdat wat hij doet nooit goed genoeg zal zijn in het licht van Gods volmaaktheid en b) dit zondebegrip maakt de relatieve volmaaktheid of de christelijke volmaaktheid iets dat pas na de dood verwerkelijkt kan worden.

De Wesleyaanse definitie van zonde

Deze definitie luidt als volgt. Zonde is: Opzettelijk overtreden van een aan ons bekende wet van God. (In A plain acount of christian Perfection blz. 54).  Deze meer subjectieve benadering van zonde kunnen we terecht noemen een relationeel zondebegrip. De relatie met God en niet de relatie tot de wet van God staat hier centraal. Dan gaat het niet in de eerste plaats om de daad die een mens stelt als wel om de intentie/gezindheid achter de daad. Dan wordt het wezen van een zondige daad voor Gods aangezicht primair bepaald door de gezindheid of de intentie van de mens in verhouding tot zijn kennis van Gods wil. Dit zondebegrip lijkt meer in overeenstemming met het karakter van God zoals dat ons in de bijbel geopenbaard wordt. Hieruit kunnen we concluderen: a) dat er verschil gemaakt wordt tussen bewuste en doelbewuste zonden en tekortkomingen en b) dat de liefde tot God hier een zeer bepalende rol speelt omdat de kwaliteit van de relatie met God bepalend is voor de daden die gesteld worden.

Laat ik deze twee zondebegrippen verduidelijken met een illustratie uit het leven van alle dag. De gelijkenis die ik ga vertellen is een bewerking van een verhaal dat ds. C. Holleman eens in een preek vertelde. Ik heb het genoemd: De Vader en zijn kind. (eerst in groepjes de reactie van de vader laten bedenken)

Verhaal: Lucy, een meisje van ongeveer 8 jaar, wil haar vader verrassen met een kopje koffie. Ze houdt veel van haar vader. Vol van haar plan om haar vader te verrassen, gaat ze de keuken in om de koffie klaar te maken. Het lukt haar om alles gereed te maken en met een rijk voorzien dienblad gaat ze de trap op naar vader, die boven aan het werk is. Haar hart bonst van blijde verwachting en ze verheugt zich al op het gezicht dat vader zal trekken als zij binnen komt. Maar…o wee, net bij de laatste trede struikelt Lucy en valt voorover. De koffie gaat over de vloerbedekking en de mooie koffiepot valt in stukken uit elkaar. Vader komt verschrikt de overloop op. Hij ziet de ravage. En wat is zijn reactie?

Hier stopt het verhaal even om de verbintenis met ons onderwerp te maken. Hier zijn namelijk ten minste twee reacties mogelijk. De eerste is de reactie op de daad (juridisch) en de tweede is een reactie op de gezindheid (relationeel). De reactie op de daad zou als volgt zijn. Vader wordt kwaad en vaart uit tegen Lucy omdat de mooiste pot van mama kapot is en de vloerbedekking koffiebruin. Hij komt direct met de straf en dat is dat het meisje elke week een deel van haar zakgeld af zal staan om alles te vergoeden. Dan stuurt hij haar naar haar kamer om er eens goed over na te denken. En.. zuiver naar de wet bezien heeft deze vader gelijk!  De tweede reactie op de gezindheid / intentie van Lucy is zoals het verhaal verder gaat.

Hij kijkt Lucy opmerkzaam aan en ontdekt haar verdriet en teleurstelling. Hij stelt enige vragen en ontdekt de liefde van waaruit ze deze daad wilde stellen. Dan ruimen ze samen de ravage op en stelt vader voor dat Lucy alsnog een pot koffie zet en ze een moment samen zullen overleggen hoe ze de schade kunnen vergoeden.

U ziet, de daad die Lucy stelde was onvolmaakt; er waren letterlijk brokken die zij gemaakt had. Toch kunnen we spreken van een zuivere activiteit van haar omdat haar motieven en haar gezindheid volkomen zuiver waren. Vanuit de relatie bezien deed Lucy geen zonde. Vanuit de wet / de daad bezien, maakte zij brokken. Van hieruit kunnen we ook ons zondebegrip gaan begrijpen. Zonde is: een bewust schending van een bekende wet van God door een moreel verantwoordelijk persoon.

Verzoening tot heiliging

Omdat er zonde is en omdat er zondaren zijn, moet er een Verlosser komen om tot bevrijding en verzoening te kunnen komen. Christus heeft de zonde als fenomeen in feite ontkracht door zijn zondeloos leven en zijn plaatsvervangend sterven en verrijzen. Er is daarom een evangelie van verlossing voor alle mensen. Deze verlossing is het centrale thema van de bijbel.

De kern van deze verlossing vinden we zo mooi beschreven in ‘de gelijkenis van de verloren zoon’ of beter ‘de gelijkenis van de barmhartige Vader’ in Lucas 15. De zonde immers maakte de mens tot een wees en liet God als de diepbedroefde Vader achter. Gods liefde gaat uit naar de wereld, naar die gevallen mens, die Hij weer wil ontmoeten en met wie Hij weer wil samenleven. Door Gods initiatief is door Jezus Christus verlossing tot stand gekomen. Er is een ontmoetingsplaats waar de gevallen mens verzoend kan worden met God (zie ook 2 Corintiërs 5:17-19). Waar vindt dat ontmoeten plaats? Met behulp van de gelijkenis en van de geloofsartikelen zullen we die plaats vaststellen.

Waar de mens de Vader ontmoet

Die plaats van ontmoeten ligt buiten het huis van de wachtende Vader. God kwam in Jezus Christus de mens halverwege tegemoet, buiten het huis. Die plaats ligt ook verwijderd van de zonde. De verloren zoon ‘kwam tot zichzelf en is opgestaan – hij had ook kunnen blijven en dan was er niets veranderd – om naar de Vader terug te gaan. Zo ontmoeten zij elkaar en is er feest. Daarna moet de zoon weer gaan leren om thuis met de Vader te zijn en zijn broer(s) te zijn (heiliging). Hieruit distilleren we: a) dat er afstand van de zonde genomen wordt (berouw) en b) dat men opstaat om zich tot God om te keren (bekering of omkering).

Dit zijn absolute voorwaarden om de tegemoetgekomen Vader te kunnen ontmoeten en verzoening tot heiliging te vinden.

Bekering en verzoening gedefinieerd

Hiervoor citeer ik twee geloofsartikelen van onze kerk.

Verzoening. “Wij geloven dat Jezus Christus, door Zijn lijden, door het vergieten van Zijn eigen bloed en door Zijn verdienstelijk sterven aan het kruis, volledige verzoening bewerkstelligde voor alle menselijke zonde, en dat deze verzoening de enige grond van redding is, en dat deze voldoende is voor elk lid van Adams geslacht. De verzoening wordt genadiglijk van kracht tot verlossing van hen, die niet toerekeningsvatbaar zijn en voor de kinderen in onschuld, maar voor al degenen die vanwege hun leeftijd verantwoordelijk gesteld kunnen worden is deze verzoening alleen doeltreffend voor zover zij zich bekeren en geloven.”

Bekering. “Wij geloven dat bekering geëist wordt van allen die in daad en voornemen zondaren tegen God geworden zijn. Onder bekering verstaan wij een oprechte en grond/ge gemoedsverandering met betrekking tot de zonde, die met zich meebrengt een overtuiging van persoonlijke schuld en een vrijwillig opgeven van de zonde. De Geest van God geeft aan allen die zich willen bekeren de genadige hulp van een berouwvol hart en hoop op barmhartigheid, opdat zij mogen geloven tot vergeving en geestelijk leven.”

Bron: Oriëntatiecursusmateriaal, Ds. Maarten van Immerzeel