Bij het woord geloven denken we onmiddellijk aan godsdienst en God. Je kunt echter ook gelovig met mensen omgaan. Dan benader je personen die je ontmoet met geloof. Met een houding van ‘ik geloof in jou!’ Een tegenovergestelde houding is die van ‘ik zie jou niet zitten; ik geloof niet in jou’. Wanneer iemand je in geloof tegemoet komt, bloei je op en open.

Die ervaring had onze dochter Tabitha. Zij is tropenarts en schrijft over een ervaring met een moeder in een medische kliniek in Dakar, Senegal. Tabitha wordt regelmatig geconfronteerd met mensen met psychische klachten, terwijl er geen psychologen zijn. Ze ontdekte toen de genezende werking van woorden.

Ze kreeg een moeder van een gehandicapt kind in haar spreekkamer. De moeder had weinig mogelijkheden om haar kind te geven wat het nodig had. Maar het viel Tabitha op hoe liefdevol en teder ze met haar kind omging. Ze zei tegen de moeder: “Ik kan uw kind niet verder helpen, maar ze heeft wel een heel goede moeder. Wat bent u lief voor haar!” De vrouw keek verrast op. Toen brak de zon door op haar gezicht. Hier was iemand die in haar geloofde. Dat had nog nooit iemand tegen haar gezegd. Sindsdien ging het gesprek in de spreekkamer vaak over de rol van de moeder en kon Tabitha als arts keer op keer haar geloof in de liefde en de vaardigheden van de moeder uitspreken. Moeder kon daardoor haar situatie beter aan. Hier gold: geloven in iemand is krachtig en helend als een medicijn.

Hiervan zien we ook een voorbeeld in de Bijbel. Daar lezen we het verhaal van Zacheüs, een oneerlijke belastinginspecteur. Zacheüs had gehoord dat Jezus door Jericho trok. Hij had veel van Hem gehoord en was heel nieuwsgierig naar hem. Zacheüs was een kleine man en hij zag al aankomen dat hij Jezus nooit zou kunnen zien door de menigte om hem heen. Daarom rende hij snel voor de stoet uit en klom in een boom waar Jezus langs zou komen. Hij had goed zicht op de weg en door de grote bladeren was hij vanaf de weg bijna niet te zien. Daar kwam Jezus, de mensen krioelden om hem heen. Ja, hij kon hem nu goed zien! Maar Jezus keek naar boven, recht in zijn gezicht! Dan klinkt Zijn stem: “Zacheüs, kom snel naar beneden. Ik kom zo bij je eten.” Hij kon zijn oren niet geloven. De mensen trouwens ook niet. Die vonden het maar niks dat rabbi Jezus met die oneerlijke ambtenaar ging eten.

Zacheüs liet zich snel naar beneden zakken en rende naar huis om voorbereidingen te treffen. Even later zaten ze aan tafel. Zacheüs schaamde zich. Zo’n goede man bij hem in huis. Hij moest eens weten! Toen schoot het door hem heen: natuurlijk weet hij het, iedereen weet dat ik niet eerlijk ben en dat ik teveel vraag om het in mijn eigen zak te stoppen. Binnenin Zacheüs gebeurde toen iets. Hij trok zijn geldkluis open en stormde met zakjes vol geld naar de eetzaal. Hij klom op een stoel en riep: “Kijk Heer, de helft van mijn bezittingen geef ik aan de armen, en als ik iemand iets heb afgeperst, vergoed ik het viervoudig.” Vanaf dat moment kon het niet meer stuk. Iedereen herkende zijn oprechtheid en iedereen was blij met hem.

Die verandering in Zacheüs kwam tot stand omdat Jezus in hem geloofde. Hij deed wat zeer eervol was in die dagen; hij stelde voor dat hij bij hem zou komen eten. Daarmee zei Jezus: “Ik vind jou waardevol en ik weet dat je diep in je hart anders bent en kunt.” Door het geloof van Jezus in Zacheüs kwam het beste in hem naar boven.

Een al wat ouder reclamespotje zegt: “Ik geloof, ik geloof…in mensen!” Dat is mooi. Maar als je in eenzaamheid voor de buis zit, zal het je niet veel doen. Dat komt omdat het spotje niet af is. Ik stel voor dat we er van maken: “Ik geloof, ik geloof in mensen… omdat God in hen gelooft!” Daar waar medemensen het laten afweten, blijft God altijd in alle mensen geloven. Als we die geloofswaarheid missen, zijn we pas echt aan de goden overgeleverd.