Stralend licht
De belangrijkste preek ooit - deel 3
Lara Mohn
Gelukkig begint Jezus bij het begin. ‘Het koninkrijk van God is hier,’ zegt hij, ‘het is open en bereikbaar, dus zorg dat je erbij bent!’ En dan, omdat het blijkbaar de juiste volgorde is, deelt hij eerst op zijn gemak cadeaus uit. De weg met God begint namelijk altijd met ontvangen. Wat jij in het diepste van je ziel nodig hebt is voor jou beschikbaar. Als je dat ontvangt, dan ben je genezen, dan ben je vrij. Met tranen in mijn ogen zit ik toe te kijken, terwijl mensen hun cadeaus openmaken. Ik houd ook dat van mij nog eens goed tegen het licht. Jezus laat een lange stilte vallen en kijkt naar de menigte voor hem. Ik vraag me af hoe hij zich voelt. Zou het goed voelen om zo gul te zijn? Zou hij zich zorgen maken over het effect van dit cadeau op deze mensen? Hoeveel van hen zouden echt begrijpen wat dit betekent? Hoeveel van hen kunnen nog meekomen als ze horen wat hij nog meer te vertellen heeft?
‘Jullie zijn als zout,’ zegt Jezus nu. De toehoorders kijken nieuwsgierig op, zich afvragend wat het betekent. ‘Als zout zijn smaak verliest, hoe kan het dan weer zout worden?’ De vraag van Jezus lijkt daar te blijven hangen, retorisch waarschijnlijk, maar vooral ook pijnlijk en ontmoedigend. Want het antwoord is dat het niet kan, op geen enkele manier. Het zal achteloos worden weggegooid. Het is nergens meer goed voor. Jezus begon met een open koninkrijk, deelde vrijgevig cadeaus uit, en toen het stof daarvan een beetje was neergedaald volgde dus deze waarschuwing. Je hebt een groot cadeau ontvangen. Maar als je nu stopt met luisteren dan geniet je er even van tot je het uit het oog verliest, en je leven zal dan zijn als zout dat zijn smaak verloor. Dit klinkt treurig. En dat is het ook.
‘Jullie zijn licht voor de wereld,’ zegt Jezus dan, een tweede voorbeeld, deze keer een ongelofelijk bekend beeld voor de luisteraars. De geschiedenis daarvan gaat terug naar de verhalen over hun voorouders, hun volk, die zij hun leven lang hebben gehoord. Ooit was God van plan geweest om zichzelf door dit volk als een olievlek van Licht over de hele wereld te verspreiden. Helaas was het behoorlijk misgegaan en het was er tot dan toe nooit van gekomen. Ging God dat alsnog doen? Ging Hij hen daar alsnog voor gebruiken? Dit was enorm! Jezus heeft niet namens God cadeaus uitgedeeld alleen zodat iedereen zich een beetje beter zou voelen, al was dat wel degelijk het geval. Jezus deelde cadeaus uit omdat ze die hard nodig hadden voor wat God nog meer van plan was.
De cadeaus waren het keerpunt en het begin van de reis als licht voor de wereld. Ik zie ogen op steeltjes, voel de verwarde mix van spanning en enthousiasme die in de lucht hangt. Mensen willen meedoen. Maar ze willen hun smaak niet verliezen. Ze wilden dat licht graag zijn. Alles hangt hiervan af. En dan gooit Jezus er wat luchtige logica in, om de spanning een beetje te ontladen. ‘Stel je een stad op een berg voor. Stel je nu voor dat je probeert die te verstoppen. Dat gaat niet, hè? Nee, dat is onmogelijk! Of neem een lamp. Stel je voor dat je er een aansteekt en die onder een schaal zet. Dat doe je niet, hè? Nee, dat zou raar en onzinnig zijn! Een lamp zet je op zijn standaard zodat die zichtbaar is voor iedereen in het huis! Dat is hoe het is met licht, mensen hebben er baat bij en niemand haalt het in zijn hoofd om het te doven.’
Iedereen lacht. Ze zijn niet langer angstig om zout te zijn dat nergens meer naar smaakt. Licht kun je blijkbaar niet verzieken. Het enige wat je kunt doen is het onder een schaal zetten en dat doet niemand, dat is common sense. ‘Laat op die manier,’ zegt Jezus, ‘je licht schijnen voor anderen, zodat ze jouw goedheid kunnen zien en positief kunnen zijn over de God die hier en overal is.’ Eén woord in deze zin is cruciaal, dat is het woord ‘laat’. Dit woord maakt alle verschil. Dit woord is de kern van de manier waarop wij als mensen die bij God horen licht zijn. We hebben er namelijk geen controle over. Nergens staat ‘zorg dat je licht bent’. Je bént licht. De magie is gebeurd toen jij een cadeau in handen geduwd kreeg dat je van binnenuit bevrijdde. Het cadeau was als een lucifer en nu brand je als een lamp. Alles wat jij hoeft te doen, vanaf dit moment, is je licht toestaan om te schijnen.
Maar net als je denkt dat er niets meer mis kan gaan, vrolijk lachend om de absurditeit van het idee van een lamp onder een schaal, neemt Jezus een onverwachte afslag. Die afslag is zo enorm, zo uitdagend, zo veelgevraagd, dat dit misschien wel het meest spannende moment in zijn preek is. ‘Denk niet,’ zegt hij, ‘dat ik de wet de deur uit gooi.’ Het lachen verstomt razendsnel. Want dat was wel degelijk wat ze hadden gedacht, in stilte misschien hadden gehoopt. Die wet waar Jezus op doelt gaat net zo ver terug als de verhalen over de reis die God met hun voorouders ging. Het was begonnen als de gedragscode van hun relatie met God, als een soort relatieovereenkomst. De wet bestond uit heel veel ‘gij zult niet …’ regels en de geschiedenis had wel bewezen dat ze er niet bijster goed in waren geweest zich eraan te houden. Inmiddels was die wet, of wat ervan over was, vooral nog voor de vrome mensen die ervoor doorgeleerd hadden. Maar deze gewone mensen die nu naar Jezus luisteren, zeker de zieken, de lammen en de bezetenen, maken geen schijn van kans.
Deze beste preek die in de geschiedenis van de mensheid ooit werd gehouden is er eentje waarbij je ademloos op het puntje van je stoel zou moeten zitten. Jezus is iets van plan met die wet. Jezus zegt dat hij de wet zal ‘vervullen’, zich er tot op de punten en komma’s aan zal houden en hem volledig in ere zal herstellen. De mensen om hem heen schudden op dit punt hun hoofd. Een aantal van hen staat op, loopt weg, haakt af. Hoe dan ook, het houdt Jezus niet tegen om duidelijk te maken wat hij bedoelt en de lat daarmee torenhoog te leggen. ‘Want tenzij jouw goedheid groter is dan dat van de vrome religieuze geleerden die precies weten wat er in die wet staat, leef je niet in het koninkrijk van God.’
Dit is een bom. Als je dat nog niet voelde zal ik je nu vertellen waarom. Jezus zegt in feite dat al die geleerden, wiens levenswerk het was om de wet te begrijpen en feilloos uit te voeren, het niet goed genoeg deden voor het koninkrijk van God. Als zij het al niet konden, wie dan wel? Dan was het toch zinloos? Maar blijkbaar was Jezus in de veronderstelling dat al die simpele zielen, die zieken en zwakken, die gefaalde hoopjes mens voor hem, serieus kans maakten in deze uitdaging. Zij konden een grotere goedheid van hart ontwikkelen dan de vrome geleerden. Zij konden het koninkrijk van God binnenlopen en Zijn stralende licht in de wereld zijn. Jezus geloofde er heilig in. Het was in ieder geval duidelijk wie ze niet als voorbeeld moesten nemen: de religieuze hotemetoten. Want dan gingen ze er niet komen.
Terwijl ik me verplaats in deze mensen, hun verbazing en hun moeite dit te geloven, denk ik terug aan mijn eigen geschiedenis in de kerk. Ik heb altijd goed opgelet omdat ik dacht dat de religie het wist. Maar nu realiseer ik me dat ik alleen maar zijdelings luisterde naar Jezus, dat ik altijd keek door de lens van wat ik al kende. Mijn hart vertaalde zijn woorden feilloos naar eisen waar ik aan moest voldoen. Jezus legde de lat zo hoog, het is niet moeilijk om de verhalen over hem te lezen en prestatiestress te krijgen. Ik had geen idee dat ik daarmee de weg van de religieuze meute volgde en God zelf steeds weer uit het oog verloor. Mijn leven werd daardoor een soort ratrace van hard mijn best doen, afgewisseld met momenten van rust vinden bij God, waarna ik mijn schouders er weer stevig onder zette. Ondertussen worstelde ik verder met de vraag hoe ik ongelovigen ervan moest overtuigen dat dit ook voor hen een goed idee was. Zij waren vaak al erg blij als ik niet zo’n krampachtig wettisch christen bleek te zijn en vonden het wel mooi dat ik troost vond bij het idee dat er een God is. Dat was fijn voor mij, vonden ze, maar verder stapten ze er moeiteloos overheen.
Het is doodeng om je af te vragen of je leven wel licht geeft, of het misschien als smakeloos zout is. Toch is dat de eerste stap. Ik vroeg me af wat mijn geloof werkelijk waard was en ik voelde dat ik het niet ging redden. Mijn religieuze kennis ging me niet helpen, dus ik gaf het op. Voor het eerst legde ik de lens waar ik altijd doorheen had gekeken aan de kant. Toen zag ik mezelf zitten tussen de blinden en lammen en bezetenen, de eenvoudigen. Ik zag dat ik daar hoorde. Wat daar gebeurde heb je eerder gelezen, ik pakte mijn cadeau uit. En toen vertelde Jezus opnieuw wat hij van plan was. Ik luisterde met andere oren dan ik ooit had gedaan en ik hoorde andere dingen.
De lat ligt nog steeds torenhoog. Niemand doet water bij de wijn. Sterker nog, water wórdt wijn in dit bizarre koninkrijk waar Jezus het over heeft. Er is geen compromis als het gaat om goedheid, om leven, om licht, om liefde. Bij God is de goedheid puur, de liefde allesomvattend, er is geen middenweg. Dat klinkt onhaalbaar, maar vergeet niet dat God gelooft in ons en in Zijn relatie met ons. De wet is Gods visie voor hoe die relatie zal zijn. En Hij is niet van plan het een karikatuur te laten zijn. Hij weet, als jij je plek tussen de toehoorders eenmaal hebt gevonden en je cadeau hebt ontvangen, als je licht eenmaal brandt, dan kan het niet meer misgaan. Het enige wat jou daarna te doen staat is je licht te láten schijnen. En als je dat begrijpt ben je er klaar voor om te horen hoe de grotere goedheid waar Jezus het over heeft eruit zal zien.
Reflectie opdracht:
- Denk aan de mensen om je heen (partner, kinderen, familie, collega’s, vrienden, studiegenoten, een onbekende…). Beschrijf drie korte anekdotes waarin iemand van hen zout of licht is geweest voor jou.
- Jezus legt de lat torenhoog. Schrijf op in welke gebieden van je leven jij zelf de lat heel hoog legt. Wat eis je van jezelf? En wat ben je geneigd te doen als je die lat zo hoog ziet liggen?
- Wees goudeerlijk tegen jezelf: hoe smaakvol en hoe verhelderend is jouw leven voor anderen? Denk je dat de mensen om je heen iets in jou zien dat voor hen aantrekkelijk en helpend is?
Bid mee, als je wilt: ‘Goede God van dat mysterieuze koninkrijk, ik vind U nogal ambitieus. Begrijp me niet verkeerd, ik wil heel graag smaakvol en verhelderend zijn voor mensen om mij heen. Maar voor mijn gevoel bak ik er weinig van en ik word er nerveus van als ik bedenk dat het mis zou kunnen gaan. Ik merk dat ik dan alleen nog maar krampachtiger probeer het te begrijpen en harder mijn best probeer te doen. Blijkbaar is dat niet de bedoeling, maar ik kan me ook niet goed voorstellen hoe het dan wel moet. Help mij te vertrouwen dat U het wel weet en dat U het mij wilt laten zien. Amen.’
Deze tekst is gebaseerd op Mattheüs 5:13-20.