Wie is je naaste?
Rik Op den Brouw
•••
Misschien is de vraag: ‘wie is je naaste’ wel de belangrijkste vraag van de mensheid. De eerste keer dat die vraag wordt gesteld, is in Genesis waar God aan Kaïn vraagt waar zijn broer is. Kaïn antwoordt: ‘Ben ik mijn broeders hoeder?’ Toen ging het mis met de mensheid. In Leviticus, waar het grote gebod voor het eerst genoemd wordt, staat: ‘…heb uw naaste lief als uzelf’. De beperking was dat het hier wel over het eigen volk en op de eigen plaats ging. Jezus bevestigt dit gebod in het verhaal van de Barmhartige Samaritaan maar breidt het uit naar degene die niet tot je eigen groep of zelfs je eigen volk behoort maar naar iedereen die je tegenkomt. Paulus laat in de vraag over de naaste, plaats vallen als criterium. Hij roept de gemeentes, die hij heeft gesticht, op tot een collecte voor de gemeente in Jeruzalem, ofwel een collecte voor mensen die onbekend waren bij de gevers.
Inmiddels zijn de tijden zeer veranderd. De moderne communicatiemiddelen hebben tijd, plaats en afstand van ondergeschikt belang gemaakt. Ik vraag me af hoe Jezus vandaag zou antwoorden op de vraag: Wie is mijn naaste? Is dat iemand die je via FaceTime, WhatsApp, Teams, Zoom, Google Meet of sociale media ontmoet. Iemand met wie je daardoor een relatie hebt gelegd?
Ook een invalshoek zou vandaag kunnen zijn dat de vervuiling die wij produceren in ons rijke land en andere rijke landen, vooral neerslaat bij arme landen. Als zij onze naasten zijn, gaan wij dan met hen om zoals wij zouden willen dat ze met ons omgaan?
Nog een andere invulling komt neer op de vraag wat voor wereld we achterlaten voor onze kleinkinderen, achterkleinkinderen, achter … achterkleinkinderen. De oorspronkelijke bewoners van Noord-Amerika hebben het gezegde: ‘Het land is niet van ons maar we lenen het van onze kinderen’.
Jezus roept ons op om één te zijn met God en daarom ook met onze naaste. God houdt immers van iedereen. Hij wil een relatie met iedereen. Het is onze uitdaging om dit ook te doen. Dit leidt tot de conclusie dat de naaste niet een ander is maar een verlengstuk van jezelf. Ik vind dat een lastige opdracht. Het betekent voor mij dat ik uit mijn eigen zelfgemaakte wereld moeten stappen om echt een relatie aan te gaan met een ander. Met sommige mensen is dat geen probleem, met anderen is dat best lastig. Naarmate je wat ouder wordt, lijkt het iets eenvoudiger maar het dilemma blijft.
Dit leidt voor mij tot de volgende vraag: als jij en ik werkelijk zouden beseffen wat Jezus zegt: ‘heb je naast lief als jezelf’ en ‘heb je vijanden lief’ en vervolgens ons gedrag zodanig zouden aanpassen dat het zichtbaar is voor heel de wereld, zou dan het Koninkrijk van God, dat in ons is, niet direct door iedereen herkend worden?
Dit stukje eindigt dus niet met een antwoord maar met een vraag. Een vraag voor jou en mij. Een vraag waar we mee aan de slag moeten. Ik kan me overigens goed voorstellen dat de vraagt opkomt: ‘Moet ik nu nóg meer doen?’. Waar de liefde van de naaste zich in eerste instantie misschien vertaalde in iets doen, is de naastenliefde die ik hier aan de orde stel vooral iets dat gaat over iets niet meer doen. Is dat eenvoudiger? Dat is opnieuw een vraag.