LEER ONS BIDDEN: in de storm | Samenvatting
Ds. Ank Verhoeven
9 november 2025
Deze slotpreek van Leer ons bidden begint bij het allereerste Bijbelvers waarin Gods Geest over de oervloed zweeft. Die diepe, donkere wateren staan voor chaos: alles wat nog vormloos, dreigend en ongrijpbaar is. En het wonderlijke is: God rent er niet van weg. Zijn Geest beweegt juist erboven, klaar om iets nieuws te scheppen. Dat beeld werkt door in ons eigen leven, waar chaos — rouw, ziekte, verlies, zorgen — zomaar kan binnenstromen. Maar ook daar, zegt de Schrift, is God aanwezig en scheppend.
Vanuit dat oerbeeld gaan we naar Matteüs 14, waar de leerlingen midden op het meer in een storm belanden. Ze doen wat ze kunnen, maar het is niet genoeg; de chaos dreigt te winnen. Jezus komt naar hen toe, lopend over het water — opnieuw God die zich beweegt ín en bóven de chaos. Zijn woorden: “Ik ben het, wees niet bang,” echoën Gods naam uit het Oude Testament. Hij is de Aanwezige, juist daar waar wij geen grip hebben.
Petrus stapt op Jezus’ uitnodiging het water op. Zolang zijn blik op Jezus gericht is, draagt het water hem. Maar zodra hij de golven ziet, zinkt hij. Zijn gebed is rauw en eerlijk: “Heer, red mij!” En onmiddellijk grijpt Jezus hem vast. Niet als hij genoeg geloof heeft, niet als hij zichzelf herpakt—maar meteen.
De preek laat zien dat bidden in de storm niet gaat over perfecte woorden, maar over vertrouwen, overgave en aanwezig zijn. Soms kun je op het water blijven lopen; soms zink je echt. Maar zelfs dan word je niet losgelaten. Overgave is geen passief opgeven, maar een verschuiving van controle naar vertrouwen: geloven dat er een Hand is, bóven je én onder je, ook wanneer je het niet voelt.
Gespreksvragen:
-
Waar herken jij “storm”-momenten in je eigen leven — situaties waarin jouw kennis, ervaring of geloof niet genoeg leken? Hoe heeft God jou daar ontmoet (of juist nog niet)?
-
Wat betekent overgave voor jou? Waar verwart het je, waar spreekt het je aan, en waar merk je dat je controle moeilijk kunt loslaten?
-
Welke zin of scène uit het verhaal van Petrus (stappen, zinken, roepen, vastgehouden worden) raakt jouw eigen manier van bidden het meest — en waarom?

