Mijn lieve echtgenoot omschreef mijn leven grappend als een ‘life of piles’, maar ik kon er niet om lachen. Ik voelde me veroordeeld tot een bestaan als gevoelige, chaotische, vermoeide en instabiele lummelaar. Van een tekst als ‘wie hoopt op de Heer krijgt nieuwe kracht, …hij loopt, maar wordt niet moe, hij rent, maar raakt niet uitgeput’ kreeg ik de nerveuze slappe lach. Echt? Hoe dan? Ik hoopte toch echt heel veel op Hem en ik was constant moe.
Ik droeg een ‘life of piles’ en degene die er vertederd om lachte kreeg een snauw. Want ik hoorde een oordeel en ik voelde me klein. En ik dacht: ‘Wacht jij maar, jouw tijd komt nog wel’. Ook al wist ik best dat die tijd niet zou komen. Ik een oor, hij een oog. Ik een vinger, hij een been. Wij zijn niet hetzelfde.
Geleidelijk leerde ik dat het belangrijk is om mijn kwetsbaarheid te omarmen. Omdat het vechten ertegen zoveel onnodige energie kost en niet helpend is. Dus met enige tegenzin aanvaardde ik mezelf dan maar weer, zittend onder een dekentje op de bank, wachtend tot ik weer even een B-keuze versie van mijn gewenste zelf kon zijn. Maar toen deed God een briefje in de bus van mijn hart. Daarop stond: ‘Juist die delen die het zwakst lijken zijn het hardst nodig.’ Ik zat daar, in de kerk, luisterend naar die zin en het was mijn antwoord.
Ja, omarm je kwetsbaarheid. Nee, niet omdat ertegen vechten toch niet helpt. Nee, niet omdat je erbij neerleggen nu eenmaal het minst vermoeiend is. Nee, zelfs niet omdat God een zwak heeft voor kwetsbare mensen. Maar omarm het, omarm het alsjeblieft, en draag het met waardigheid. Want je bent hard nodig, juist omdát je zwak bent. In jouw kwetsbaarheid ligt jouw toegevoegde waarde en de reden dat je nodig bent als deel van Zijn lichaam.
Nu kijk ik dus milder naar mezelf. Ik ben niet minder, maar anders en hard nodig. Aan mij de keuze: laat ik God toe om dat uit de verf te laten komen? Als ik me nu klein voel dan probeer ik er ruimte voor te maken. Dan ga ik nieuwsgierig verder onderweg met God, ontdekkend hoe die kwetsbaarheid juist van waarde is.
Ik kijk ook milder naar de ander. De ‘wacht jij maar’ gedachte is niet langer nodig. We zijn allemaal kwetsbaar – het hele lichaam kan verwondingen oplopen – maar niet allemaal tegelijk en niet allemaal even vaak. En we zijn allemaal krachtig, op onze eigen (soms kwetsbare) manier. Zo is het goed.
Mijn schat grapt in vertederde zorgvuldigheid en respect over mijn ‘life of piles’. Het is zijn manier om mij te laten weten dat hij de kracht in mijn zwakheid erkent. En als ik dat ook doe dan kan ik op mijn beurt zijn steun waarderen en me oprecht aan hem verbinden. En als je daar dan nog meer mensen aan toevoegt dan heb je een gemeente, een lichaam, waar kracht en kwetsbaarheid twee kanten zijn van dezelfde God.