“Wat vindt de kerk van…?” is een vraag die veel gesteld werd en nog steeds gesteld wordt. Ik ben ook zo opgevoed. “Wij geloven…” en dan stond dat in een geloofsbelijdenis. Het was geen punt van discussie en al zeker niet iets waar je als individu van zou afwijken.
Inmiddels leven we in een ander tijdsgewricht. Jij vindt wat jij vindt en ik vind er het mijne van. De mening van “de kerk”, wie dat ook mag zijn, doet er niet zo heel veel meer toe. De dokter, schoolmeester of de dominee heeft de waarheid niet meer in pacht. En waarheden van vroeger zijn niet meer zo heel erg waar en er zijn nieuwe waarheden bij gekomen. Er zijn in de loop van de tijd tal van waarheden gesneuveld, of ze worden terecht of onterecht ter discussie gesteld. Wat ooit niet kon kan nu wel en andersom.
Toch hebben we als mensen behoefte aan houvast. En dus hechten we nog steeds waarde aan officiële geschriften, statements en belijdenissen. Ook hebben uitspraken van “mensen die er verstand van hebben” meer impact dan wanneer een gemiddelde leek iets zegt. In de (recente) geschiedenis zijn actuele geloofsvraagstukken vaak vertaald in belijdenissen of verklaringen. Jaren later, regelmatig in een andere context, zijn die woorden vaak overtrokken, onduidelijk en soms ronduit onlogisch. Het komt meestal voort uit het idee dat als we zaken helder op papier zetten, het bijdraagt aan de eenheid. Maar is en blijft dat wel zo?
Ik raak er steeds meer van overtuigd dat woorden mensen uit elkaar kunnen drijven. Er is altijd wel een reden om je ergens van te distantiëren, het er niet mee eens te zijn. Dus hoe goed bedoeld ook, het werkt niet. En daarover denkend vroeg ik mij af: waar komt het idee vandaan dat wij het met elkaar eens moeten zijn? En ik kan het eigenlijk niet vinden. Sterker nog, de Bijbel spreekt over veelkleurigheid (Ef. 3:8 NBG). En dat je de ander hoger of belangrijker (Rom. 12:10, Fil. 2:3) moet vinden. Nergens staat dat je je best moet doen om het eens te worden met de ander. Wel dat we het allemaal nu nog niet begrijpen en dat dat later wel zal komen (1 Kor. 13:12).
Wat zou Jezus dan willen? Hij bidt in het hogepriesterlijk gebed: “Opdat zij allen één zullen zijn, zoals U, Vader, in mij en ik in U, dat ook zij in Ons één zullen zijn, opdat de wereld zal geloven dat U Mij gezonden hebt.” (Joh 17:21) Ik heb een poosje op deze tekst zitten kauwen. Ik denk dat we te vaak ons best doen om het eenste worden. Daar worden boeken, geschriften, vergaderingen en levens aan gewijd. Maar de opdracht is dat we één zijn, zelfs als we het oneens zijn. Laten we daar ons leven aan wijden.
Voor mij is de les daarom: De eenheid is belangrijker dan mijn gelijk.
Dit geeft rust! We hoeven het niet eens te zijn. Ik houd van je zoals je bent met de meningen en overtuigingen die je hebt. Binnen een eenheid, een relatie van liefde, kunnen we tal van onderwerpen bespreken, wijzer worden en elkaar aanscherpen. Ik hoef je niet te overtuigen. Sterker nog, we mogen genieten van de verschillen en ze vieren. We hoeven het niet eens te worden, niemand heeft ons dat ooit bevolen. Integendeel!