NIEUWE ERVARINGEN :: De zegen van het anti-wonder

4 juli 2021
Ds. Dennis Mohn
Handelingen 13:1-12
Print Friendly, PDF & Email

Samenvatting

In hoofdstuk 13 vindt een transitie plaats van de bediening van Petrus naar de bediening van Paulus. En het begint met een moment van aanbidding die erin resulteerde dat ze op pad gingen. Aanbidding is altijd een begin van een weg. Barnabas en Saulus hun bestemming was op dat moment Cyprus en daar komen ze de Joodse magiër Elymas tegen die voor de Romeinse proconsul Sergius Paulus werkte. Elymas probeerde Paulus ervan af te houden dat hij hem de proconsul meer ging vertellen over God.

Juist degene die het zou moeten willen horen en weten probeerde het tegen te houden. Degenen die het allemaal zouden moeten weten zijn vaak degenen die het tegenhouden. Waarom? Omdat ze iets heel anders te weten zijn gekomen. De één weet er energie uit te halen en de ander weet alleen het leven eruit te zuigen. Het is maar wat wij ermee doen.

Vervolgens zien we Paulus zijn eerste wonder. En het allereerste wonder dat Paulus doet is iemand blind maken. Het lijkt een anti-wonder. Alles wat een wonder eigenlijk zou moeten doen is ver te zoeken. Wonderen horen ons goed te laten voelen, ons beter te maken, onafhankelijker, niet meer moeten bedelen, ons gelukkiger maken, meer verbonden. Dan ervaren we ze als zegen.

Maar we moeten niet missen dat Elymas is waar Paulus jaren eerder zelf ook was. Paulus werd ook verblind maar zag in zijn blindheid uiteindelijk wel het licht. Hij veranderde volledig en werd een volgeling van Jezus. Dit hele moment was voor Paulus dus geen vloek maar dit anti-wonder was een zegen. Dus Paulus zegt tegen Elymas: “u zult blind zijn en voorlopig geen zonlicht meer zien.” Het was voorlopig. Het was een time-out. Het was een zegen. En dan is dus de vraag: wat ga je ermee doen?

We kennen allemaal de momenten die voelen als een anti-wonder veel beter dan de momenten van de alles fiksende wonderen. We kennen veel beter dat wat vaak voelt als een anti-wonder: brutaal stilgezet, we kunnen geen kant op, opeens zijn we afhankelijk en moeten om hulp vragen, opeens ging het geen kant meer op, het voelde als een klap in je gezicht, het voelt niet eerlijk, het voelt alsof we op het strafbankje werden gezet, het voelt als een vloek. En extra pijnlijk wordt het omdat we ons dan realiseren dat wij ook vaak degenen zijn die het eigenlijk hadden moeten weten.

En dan is dit hopelijk je nieuwe ervaring: het voelt nu misschien nog niet zo, maar het is echt tijdelijk en het kan zomaar een zegen worden. De vraag is wat ga je met dit moment doen? Laat die ander toe. Ga tastend je weg zoeken. Ga aanbidden als een begin van je weg en weet dat de beweging van God enorm flexibel is.

Vragen

  1. Hoe kan aanbidding steeds meer een begin of begeleider zijn van onze weg in leven en geloof in plaats van een doel op zichzelf?
  2. We hebben allemaal ervaringen met ‘degenen die het zouden moeten weten’. Heb je ook momenten waarin je tot ontdekking kwam dat jijzelf diegene was? Deel met elkaar.
  3. Soms hebben we een Jona aan boord die van God vlucht en ligt het niet aan ons dat we in een storm zitten. Zijn er of waren er in jouw leven Jona’s? Hoe ga je daarmee om?
  4. Als je de eigenschappen van het anti-wonder herkent in je leven hoe kun je het dan toch een zegen laten zijn?